De weidevogels van Overijssel en de IJsseldelta gaan de ondergang tegemoet

De informatie over de ontwikkelingen van de weidevogels is gebaseerd op het weidevogelmeetnet van de provincie Overijssel dat in 1994 is gestart. Uit het weidevogelmeetnet blijkt dat het eerst vooral de grutto en de veldleeuwerik waren die in aantallen afnamen. Sinds 2000 gaat het echter ook slechter met de scholekster, kievit en wulp (zie figuur). In verschillende delen van Salland en Twente zijn ze nu vrijwel verdwenen. Maar ook in sommige polders in West-Overijssel is sprake van een achteruitgang.

De grutto is voor het weidevogelbeleid een belangrijke soort. Van deze soort wordt het broedsucces gemeten aan de hand van het aantal paren met jongen. Als een nest uitkomt hoeft er nog geen sprake te zijn van succes. Het gaat om het aantal jongen dat opgroeit en volwassen wordt. In 2017 was 35% van de paren succesvol. Ze hadden in de laatste week van mei één of meerdere jongen. Uit onderzoek is bekend dat 60% van de paren jongen moet grootbrengen om een achteruitgang tegen te gaan. Voor de tureluur was dit 53%. Dit ligt onder de gewenste grens.

In 2017 is de hele IJsseldelta (meer dan 100 km2) op weidevogels in kaart gebracht waarbij een vergelijking gemaakt kon worden met een registratie van 10 jaar daarvoor. Van de steltlopers is een derde van de populatie verdwenen, met de grootste achteruitgang voor de kievit (40%) en grutto (38%). Het aantal paren dat met succes kuikens grootbracht is zowel voor de grutto (circa 34%) als de tureluur (48%) te laag om de populatie op de langere termijn op peil te houden.

Bron: Melkveeebedrijf, 6 maart 2018
https://www.melkveebedrijf.nl/nieuwsartikel/2018/overijsselse-weidevoge…