Beleid en debat

Een schimmel doodt amfibieën

In het voorjaar van 2010 bleek dat ruim 5 procent van alle amfibieën in België en in Nederland met een schimmel besmet waren, Batrachochytrium dendrobatidis (verdere informatie in bijlage). Deze schimmel kan de gevaarlijke infectieziekte chytridiomycose veroorzaken. Door deze ziekte zijn wereldwijd al een aantal amfibieënsoorten uitgestorven en worden vele andere soorten bedreigd. In bijna alle Nederlandse provincies en in Vlaanderen zijn besmette dieren gevonden. Ook de onlangs in Nederlands Limburg aangetroffen brulkikkers kunnen dragers zijn van deze schimmel. Deskundigen, waaronder het IUCN, noemen het de ergste infectieziekte die amfibieën ooit heeft getroffen en een grote bedreiging voor de biodiversiteit. Over één punt zijn wetenschappers het eens. Amfibieën worden wereldwijd bedreigd, onder andere door vervuiling van de leefomgeving. Daardoor zijn amfibieën nu gevoeliger voor ziekteverwekkers als de Chytride schimmel.

Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur: Nederland moet investeren in grote landschappelijke eenheden die onderling zijn verbonden

Het beschermen van geïsoleerde natuurgebiedjes met bedreigde soorten heeft weinig zin, zolang de omgeving van die reservaten niet op orde is. Nederland moet daarom juist investeren in grote landschappelijke eenheden die onderling zijn verbonden. Pas dan kan de negatieve invloed van de landbouw worden gekeerd. Tot die conclusie komt de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur die volgende maand een advies uitbrengt aan staatssecretaris Sharon Dijksma (natuur). Een commissie onder leiding van oud-minister Agnes van Ardenne bereidt een herijking van het Nederlandse natuurbeleid voor en liet de doelmatigheid daarvan afgelopen jaar onderzoeken. Volgens de toxicoloog Henk Tennekes is dit advies zinloos zo lang als de oppervlaktewaterverontreiniging met bestrijdingsmiddelen, daaronder vooral de neonicotinoiden, niet effectief wordt bestreden. Het is een absolute illusie te denken delen van Nederland te kunnen vrijwaren van de kwalijke gevolgen van deze milieuverontreiniging, aldus Tennekes.

Insekten-Schwund

Unser Planet unterliegt seit Jahrmillionen einem steten Klimawandel. Flora und Fauna haben sich dieser Situation immer angepasst. Eine „globale Erwärmung“ jedoch als alleinige Ursache für den Rückgang in der Vogelwelt zu sehen, ist einäugig. Denn fast alle Vogelarten sind Insektenfresser und ausnahmslos alle benötigen Insekten für die Aufzucht ihrer Küken. Aber Insekten fehlen immer mehr in ihren Lebensräumen und Rastplätzen. Die Ursache sieht ein holländischer Toxikologe Dr. Henk Tennekes (Das Ende der Artenvielfalt) und andere Wissenschaftler im Einsatz von Insektiziden der Stoffgruppe der Neonikotinoide. Dies sind Nervengifte und wirken bis zu 10 000fach stärker als das verbotene DDT und sie töten nicht nur Bienen, sondern alle Insekten. Imidacloprid und Clothianidin bei Mais und Sonnenblumen wurde zwar in Deutschland und Frankreich verboten. Bei anderen Nutzpflanzen und in anderen Ländern jedoch sind diese Neonikotinoide hingegen unverändert zugelassen. Insekten stehen am Anfang unserer Nahrungskette. Wenn sie von diesem Planeten verschwinden, verschwindet auch der Mensch. Es wird nur noch die selbstbestäubenden Pflanzen geben. Gräser, Farne einige Baumarten. Die Evolution darf von Neuem beginnen und am Ende vielleicht doch ein Wesen schaffen, das intelligenter ist als der Mensch.

De oeverzwaluw heeft in Vlaanderen zware klappen gekregen

Het gaat niet goed met onze zwaluwen. Recente tellingen van de aantallen wijzen uit dat alle zwaluwsoorten met 50 % tot 80 % achteruit gegaan zijn. In Vlaanderen zijn de belangrijkste oorzaken de daling van het aantal insecten door gebruik van insecticiden en de achteruitgang van het broed- en leefgebied. Van onze drie inheemse zwaluwsoorten is de oeverzwaluw (Riparia riparia) wellicht de minst bekende soort. Hij broedt, in tegenstelling tot z’n bekende neven de Boerenzwaluw (Hirundo rustica) en Huiszwaluw (Delichon urbicum), niet in schuren, stallen of onder dakgoten, maar wel in zandige oevers, afgravingen en zanddepots. Het aantal broedparen in Vlaanderen wordt momenteel op 5.000 geraamd. Een daling van maar liefst 70 % ten opzichte van 1968 (ca. 15.400 broedparen).

De aantallen van de veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart zijn in de laagveengebieden in Noord- en Zuid-Holland sinds 2000 meer dan gehalveerd

De landelijke populaties van grutto (Limosa limosa), tureluur (Tringa totanus), scholekster (Haematopus ostralegus) en kievit (Vanellus vanellus) liggen in 2009 grofweg 10 tot 60 procent onder het niveau van 1990. Volgens een recente schatting van SOVON is de grutto in Nederland gedaald van circa 100.000 broedparen midden jaren tachtig naar een kleine 60.000 in 2004. Ook zangvogels die op landbouwpercelen broeden, zijn sinds 1990 achteruit gegaan. Van het aantal veldleeuweriken (Alauda arvensis) is nog maar 30% over van de aantallen aan het begin van de jaren negentig. De ontwikkeling van de weidevogelaantallen vertoont duidelijke verschillen tussen de verschillende regio's in het land. In het westen en zuidwesten bleven de aantallen van de steltlopers in de jaren negentig stabiel of gingen zelfs vooruit, terwijl in het noorden en oosten de meeste soorten een afname lieten zien. Maar na de eeuwwisseling loopt de weidevogelstand ook in het westen en zuidwesten sterk terug, vooral in de laagveengebieden in Noord- en Zuid-Holland. De aantallen van de veldleeuwerik, graspieper (Anthus pratensis) en gele kwikstaart (Motacilla flava) zijn hier sinds 2000 zelfs meer dan gehalveerd.

Vier soorten sprinkhanen zijn ernstig bedreigd

Van 44 soorten sprinkhanen en krekels die zich in Nederland regelmatig voortplanten, is op basis van criteria van zeldzaamheid en voor- of achteruitgang bepaald of ze op de Rode Lijst moeten worden opgenomen. Dit bleek voor 14 soorten het geval. Volgens de laatste Rode Lijst voor sprinkhanen en krekels zijn zeker vier soorten op Nederlandse bodem ernstig bedreigd: de zadelsprinkhaan, wrattenbijter (een soort die vroeger daadwerkelijk gebruikt werd om wrattenweefsel te verwijderen), kleine wrattenbijter en het bosdoorntje. Zelfs de eens overal voorkomende huiskrekel staat inmiddels op de lijst. Het is pas de tweede keer dat er een speciale lijst voor de in Nederland voorkomende krekels en sprinkhanen is opgesteld. Het document is opgesteld aan de hand van 270.000 waarnemingen uit het veld, voornamelijk het werk van vrijwilligers en bevlogen entomologen.

De opvolger van imidacloprid: uitbreiding van de toelating van thiacloprid door Ctgb

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft ingestemd dat Calypso een uitbreiding krijgt in de veredeling en zaadteelt van bloemisterijgewassen. De insecticide is via een gewasbehandeling toe te dienen. Calypso is al ruim toegestaan in bloemisterijgewassen. Voornamelijk als bestrijder van bladluizen, maar ook tegen larven van kaswittevlieg. In gladiool is de insecticide inzetbaar tegen gladiolentrips.

Michael McCarthy: The catastrophic decline of our hovering raptor

Staniel is the old English word for the kestrel (Falco tinnunculus), the hovering falcon. Staniel is long forgotten now; our modern English name for the bird comes from the French crécerelle, and I was put in mind of all this recently on a weekend trip to Normandy, where I was delighted to find kestrels hovering all over the place, not least above motorway verges: on a 50-mile stretch of the A28 which runs between Alençon and Rouen, I counted 18 of them. Twenty years ago, this was also a typical sight on the M1, M4 and M6, so much so that the kestrel became nicknamed the motorway falcon; the long, undisturbed grass verges, even with heavy traffic thundering past, had turned out to be perfect hunting grounds for the voles and mice on which kestrels feed. But today it would be a rare occurrence indeed to spot 18 kestrels in 50 miles of the M1, for the bird is increasingly in trouble in Britain, with its numbers dropping by 32 per cent in the years between 1995 and 2010, and a staggering 36 per cent decline just between 2008 and 2009. In the 1960s, 70s and 80s, when birds of prey such as peregrine falcons and buzzards were struggling because of pesticide poisoning and persecution, kestrels were flourishing; but now the situation is reversed, and they are the most threatened of our common raptors.

The Scientific American: Doubt is their product (Twijfel is hun product)

Weinig wetenschappelijke uitdagingen zijn complexer dan het begrijpen van de gezondheids- of milieurisico's van een chemische stof. Onderzoekers kunnen nu eenmaal giftige verbindingen niet aan mensen toedienen om te zien welke doses kanker veroorzaken. In plaats daarvan vertrouwen laboratorium onderzoekers op dierproeven, en epidemiologen onderzoeken de humane blootstelling die in het veld kan optreden. Beide soorten studies hebben veel onzekerheden, en wetenschappers moeten extrapoleren om oorzakelijke gevolgtrekkingen te kunnen maken en beschermende maatregelen aan te bevelen. Omdat absolute zekerheid zelden een optie is, zouden regelgevingprogramma's niet effectief zijn als een dergelijk bewijs vereist zou zijn. Overheidsfunctionarissen moeten de beste beschikbare gegevens gebruiken om grenswaarden voor schadelijke chemische stoffen vast te stellen en de veiligheid van geneesmiddelen te bepalen. Onzekerheid is een inherent probleem van de wetenschap, maar gefabriceerde onzekerheid is een heel andere kwestie. In de afgelopen drie decennia is de industrie vaak betrokken geraakt bij het ​​ wetenschappelijk onderzoek wanneer hun belangen werden bedreigd. Als, bijvoorbeeld, studies aantonen aan dat een bedrijf de bevolking of het milieu blootstelt aan gevaarlijke niveaus van een bepaalde chemische stof, reageert het bedrijf meestal met het inhuren van eigen onderzoekers om deze studies in twijfel te trekken. Eclatante voorbeelden van deze strategie zijn de wetenschappelijke controverses die zijn ontstaan over de relaties tussen roken en longkanker en tussen bestrijdingsmiddelen en bijensterfte.

Voorzorgsprincipe dringt zich op voor neonicotinoïden

In opdracht van de milieucommissie van het Europees Parlement maakte het Oostenrijkse milieuagentschap een overzicht van de wetenschappelijke kennis over de rol van neonicotinoïden bij massale bijensterfte. Deze groep insecticiden wordt in toenemende mate verantwoordelijk gehouden voor de recente sterfte. Het rapport adviseert daarom de toepassing van het voorzorgsprincipe. De jongste jaren buigen steeds meer wetenschappers zich over de problematiek van de toenemende bijensterfte. Na afloop van zulke studies worden neonicotinoïden, een groep van systemische insecticiden, vaak als belangrijke mede-oorzaak aangewezen.