Beleid en debat

Bescherming weidevogel laat te wensen over

De European Bird Census Council (EBCC) meldt dat de achteruitgang van boerenlandvogels in Europa doorgaat – de halvering van het aantal veldleeuweriken Alauda arvensis in 25 jaar tijd ligt op het gemiddelde. Doortastende actie is geboden. ‘Maar,’ zegt Jet-Anne Vos van Vogelbescherming Nederland, ‘het dreigt mis te lopen’. Volgens Vogelbescherming komt dat vooral omdat het geld voor agrarisch natuurbeheer (25 miljoen euro) sinds dit jaar wordt verdeeld over de provincies.

Het gaat slecht met vogeldiversiteit in Nederland

Het gaat slecht met vogeldiversiteit in Nederland. De kemphaan Philomachus pugnax, velduil Asio flammeus, draaihals Jynx torquilla, kuifleeuwerik Galerida cristata en grauwe gors Miliaria calandra balanceren nog steeds op de rand van uitsterven. De grutto Limosa limosa en de veldleeuwerik Alauda arvensis zijn in de gevarenzone beland. Bijna de helft van de vogelsoorten die in 2004 op de 'rode lijst' zijn gezet van bedreigde dier- en plantensoorten, is verder in aantal gekrompen. Dat rapporteert de Vogelbalans 2008 van SOVON Vogelonderzoek Nederland, onderdeel van Vogelbescherming Nederland. Volgens het rapport is het noodzakelijk natuurgebieden te vergroten.

Met uitsterven bedreigde vogels zijn in Nederland steeds afhankelijker van natuurgebieden

Met uitsterven bedreigde vogels zijn in Nederland steeds afhankelijker van natuurgebieden. 60 procent van de zogenaamde Rode Lijstsoorten komt alleen nog voor in natuurgebieden. Zelfs weidevogels voelen zich daar beter thuis dan op het boerenland. Dit blijkt uit Vogelbalans 2008, de jaarlijkse indicator van de vogelstand in Nederland, opgesteld door SOVON, Vogelonderzoek Nederland. Bijna de helft van de Rode Lijstsoorten blijft, sinds de eerste publicatie van de lijst in 2004 afnemen, aldus SOVON. Soorten als de kemphaan Philomachus pugnax, de velduil Asio flammeus, de draaihals Jynx torquilla, de kuifleeuwerik Galerida cristata en de grauwe gors Miliaria calandra balanceren net als vorig jaar op de rand van uitsterven.

Kamervragen over het falen van de subsidies voor agrarisch natuurbeheer

Subsidies helpen de weidevogel niet. De kemphaan Philomachus pugnax, de draaihals Jynx torquilla, de kuifleeuwerik Galerida cristata en de grauwe gors Miliaria calandra balanceren op de rand van uitsterven. Vragen van Marianne Thieme en de antwoorden van de regering. Thieme vraagt o.a. "Deelt u de conclusie dat soorten als de kemphaan, de draaihals, de velduil, de kuifleeuwerik en de grauwe gors in ons land op de rand van uitsterven balanceren?Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te treffen om de habitat van deze soorten te verbeteren? Het antwoord van de regering: "De genoemde soorten staan op de Rode Lijst voor Vogels in de categorie ‘Ernstig Bedreigd’. Op 12 oktober 2007 is de nieuwe strategie voor het soortenbeleid aangeboden aan de Tweede Kamer: “De leefgebiedenbenadering. Een nieuwe beleidsstrategie voor soorten”. Voor de leefgebiedenbenadering is een soortenlijst opgesteld van ruim 300 sterk bedreigde of internationaal beschermde dier- en plantensoorten. De kemphaan, de draaihals, de velduil en de grauwe gors staan op deze lijst vermeld. De kuifleeuwerik heeft een voorkeur voor stedelijk gebied. Specifieke maatregelen voor deze soort zijn niet goed mogelijk"

Comparative Losses of British Butterflies, Birds, and Plants and the Global Extinction Crisis

There is growing concern about increased population, regional, and global extinctions of species. A key question is whether extinction rates for one group of organisms are representative of other taxa. We present a comparison at the national scale of population and regional extinctions of birds, butterflies, and vascular plants from Britain in recent decades. Butterflies experienced the greatest net losses, disappearing on average from 13% of their previously occupied 10-kilometer squares. If insects elsewhere in the world are similarly sensitive, the known global extinction rates of vertebrate and plant species have an unrecorded parallel among the invertebrates, strengthening the hypothesis that the natural world is experiencing the sixth major extinction event in its history.

Linking agricultural practice to insect and bird populations: a historical study over three decades

There is continuing debate about the impact of agricultural practices on farmland wildlife. In particular, it has been postulated that a general decline in insect abundance linked with intensification of agriculture may have contributed to farmland bird decline. While some autecological studies have supported this hypothesis, larger-scale and long-term studies are needed.

• Suction traps mounted on 12·2-m towers (Rothamsted-type) have been sampling aerial insects for nearly 40 years throughout the UK. Their catches are correlated over large spatial scales. We analysed insect catch data from a single suction trap run for 27 years in a rural location in Scotland, and showed that insect numbers have changed significantly over time, although non-linearly. The multivariate data set (numbers from the 12 common arthropod groups) was summarized using principal components analysis (PCA) to extract three components explaining 62% of the variation.

• We also used PCA to describe agricultural change, using published agricultural data for eight measures of farming in Scotland. Arthropod abundance and principal component (PC) scores were significantly related to the agricultural PC scores as well to summary climatic measures.

• Using Scottish data from the British Trust for Ornithology Common Birds Census, we extracted three PC to describe the time-dependent average densities of 15 common farmland birds in Scotland. Measures of bird density were significantly related to insect abundance and PC scores and, independently, to measures of agriculture and climate.

• These data from a broad suite of species provide support for linked temporal change between farmland birds, invertebrate numbers and agricultural practice in Scotland. Although entirely correlative, the results are consistent with the view that agricultural change has influenced birds through changes in food quality or quantity. The work also shows how large-scale invertebrate sampling, in this case using suction traps, is useful for monitoring farmland biodiversity.

Extreme Normoverschrijdingen van Imidacloprid in Nederlands oppervlaktewater in 2007

Onlangs gaven de waterschappen en waterbeheerders nieuwe meetgegevens vrij over imidacloprid in Nederlands oppervlaktewater. De toestand is zeer alarmerend: ook in 2007 zijn in het westen van Nederland extreme normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlakte water gemeten. De hoogste gemeten imidacloprid concentratie (15 maart 2007) overschreed meer dan 4.000 keer de (ad hoc) MTR (maximaal toelaatbaar risiconiveau) norm voor oppervlaktewater. Veel normoverschrijdingen in de Randstad liggen veel hoger dan de imidacloprid concentraties die in laboratorium studies binnen enkele dagen sterfte van insecten veroorzaken.

The decline of the birds and the bees - Rachel Carson's Silent Spring revisited

Monitoring data reveal significant changes in the number of meadow birds in the Netherlands. The overall yearly decline has nearly quadrupled in recent years, i.e. from 1.2% in 1990-2000 to 4.6% since 2000. All meadow birds in the monitoring scheme (Skylark Alauda arvensis, Northern Shoveler Anas clypeata, Yellow Wagtail Motacilla flava, Oystercatcher Haematopus ostralegus, Black-tailed Godwit Limosa limosa, Northern Lapwing Vanellus vanellus, Common Redshank Tringa totanus, Meadow Pipit Anthus pratensis en Tufted Duck Aythya fuligula) are declining since 2000. Songbirds like Skylark, Meadow Pipit and Yellow Wagtail declined up to 30% from year to year in some regions which may lead to a population drop of 75% in only five years. Particularly alarming is the steep decline of meadow birds in the western peat land of the Netherlands (with an overall annual decline of 13% since 2000). The bird decline observed since the nineties correlates well with the increasing use of imidacloprid, which was first introduced in agriculture in 1994 and is now by far the most widely used insecticide. Imidacloprid is may leach from soil and is a major surface water pollutant in the Netherlands, particularly in the western part of the country.

De milieuverontreiniging met imidacloprid veroorzaakt insectensterfte en verklaart uitsterven van vogelsoorten

Recentelijk toonde de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes aan dat de blootstellingstijd een versterkende werking op de toxiciteit van imidacloprid en thiacloprid voor ongewervelde dieren heeft (zie bijlage). Er is sinds 2004 sprake van zware oppervlaktewater verontreiniging met imidacloprid, die vooral in het westen van Nederland goed gedocumenteerd is (zie bijlage). Er zijn sterke aanwijzingen dat chronische blootstelling aan imidacloprid sterfte van ongewervelde dieren veroorzaakt. De achteruitgang van ongewervelde dieren heeft ook rampzalige gevolgen voor vogels, omdat een onmisbare eiwitbron voor het groot brengen van hun kuikens steeds schaarser wordt. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht bleek dat Diptera (vliegen en muggen) schaarser worden naarmate de concentraties van imidacloprid in het oppervlaktewater toenemen. Deze waarneming zou kunnen verklaren waarom de achteruitgang van zwaluwen (gespecialiseerd in het vangen van insecten in volle vlucht) zowel in Europa als ook in Noord Amerika dramatische vormen heeft aangenomen sinds de invoering van imidacloprid. Het ultieme bewijs voor de bepalende rol van het neonicotinoide insecticide imidacloprid bij de bijenvolksterfte (tabel 5 in de bijlage) wordt geleverd met een wiskundige vergelijking, die het verband beschrijft tussen de blootstellingsconcentraties en blootstellingstijd totdat een dodelijke werking optreedt. Als je dus weet met hoeveel imidacloprid de nectar en het stuifmeel (dat was meegenomen naar de bijenkast) besmet waren, kun je uitrekenen na hoeveel tijd bijensterfte zal optreden. Dat bleek in het onderhavige geval binnen 14 dagen te zijn. Aangezien winterbijen een levensverwachting van enkele maanden hebben, betekent daze dodelijke werking dus gegarandeerd het einde van een bijenvolk.