Herbicides

Chronic toxicity is the most important variable in predicting negative bird population trends associated with pesticides

This study attempted to: (1) establish an extensive database on what bird species are using agriculture, where they are found and how they are using agricultural areas; (2) analyze these data to determine if there are significant relationships between avian population abundance, agricultural intensity, and crop types; and (3) determine if there are negative population trends associated with pesticide use. I calculated six independent variables including agricultural intensity, percent herbicide use, percent insecticide use, acute toxicity, chronic toxicity, and an herbicide indirect parameter.

Entomologist Joop C. van Lenteren (Wageningen University): 'Most farmers have become pesticide addicted during the past 60 years'

During the past 120 years, a large number of natural enemies has been collected and evaluated for use in augmentative biological control programmes. Particularly during the last 30 years many efficient species have been identified and currently at least 230 species are commercially available globally. Today, the commercial biological control industry is well organized, has developed mass production, shipment and release methods as well as adequate guidance for farmers. The industry has intensively collaborated with the public research sector in design of quality control programmes, which are applied during natural enemy production and shipment. The industry also cooperated in preparing environmental risk assessment methods for biological control agents. In several areas of agriculture augmentative biological control has obtained considerable successes and is now a reliable and appreciated element of IPM programmes. Despite all this progress, augmentative biological control is applied on a frustratingly small acreage.

Veel gewasbeschermingsmiddelen veroorzaken normoverschrijdingen in het oppervlaktewater

Na het meten op 630 punten, treffen de waterschappen van Noordoost-Nederland 60 procent van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in het water aan. Daarvan overschrijdt 40 procent van de middelen de norm.

Onder de meest aangetroffen stoffen horen onder meer Metribuzin, Metolachoor, Imidacloprid, Dimethoaat en Azoxystrobin. „De stoffen zijn vooral schadelijk voor het waterleven", zegt Michiel Oudendijk van Waterschap Zuiderzeeland. „Daarnaast maakt de vervuiling het zuiveren van het water voor drinkwater een kostbare zaak."

De broedpopulatie van baardmannetjes is sterk gedaald sinds 1975 - oorzaak is waarschijnlijk het gebruik van bestrijdingsmiddelen

Toen in de loop van de jaren 1960 en 1970 in Flevoland enorme rietmoerassen ontstonden, explodeerde de populatie baardmannetjes Panurus biarmicus. Op het hoogtepunt in de periode 1973-1975 werd het aantal broedparen geschat op 7000. Daarna volgde een daling. Rond 2000 broedden er nog ongeveer 1200 tot 2000 paar in Nederland. Van de Nederlandse Baardmannetjes is ruim 85 % te vinden in drie kerngebieden: 1) Flevoland, met name de Oostvaardersplassen (65 %), 2) de buitendijkse moerasgebieden langs het IJsselmeer en de randmeren (12 %), 3) het Lauwersmeer (9 %). Volgens SOVON daalde in de periode 1990-2007 het aantal broedparen significant. Ook in Spanje, Zweden, Tsjechië, Oostenrijk en Moldavië daalde het broedbestand in de jaren 1990 (gegevens Birdlife International, zie bijlage). In de zomer bestaat het voedsel van baardmannetjes uit insecten en andere ongewervelden, in de winter uitsluitend uit zaden van riet.

"Un Pacte Toxique"

"Un Pacte Toxique" (Editions Amalthée), écrit par Christian Pacteau et préfacé par François RAMADE, soutenu par François Veillerette (MDRGF), et Allain Bougrain Dubourg (LPO) dresse un tableau global de la contamination par les substances chimiques, dont les pesticides, des différentes sources de ces substances, des voies de dissémination, des effets toxiques à court et à long terme (sublétaux) et indirects sur la faune sauvage, notamment la faune ordinaire en déclin. Il s'attache à examiner autant les conséquences sur la santé humaine que sur la biodiversité.
Plus généralement, il examine les fondements de l'établissement des "Normes" qui en autorisent les usages. Il examine, en particulier, le principe "d'innocuité des faibles doses" et de son "rôle (supposé) protecteur" de la santé publique, retoutable mystification scientifique.

Pestizide beeinträchtigen die Biodiversität in der Agrarlandschaft erheblich

Der Einsatz von Pestiziden in der Landwirtschaft ist hauptverantwortlich für den Rückgang der Artenvielfalt (Beilage). Landwirte, die auf ihren Feldern giftige Pflanzenschutzmittel versprühen, verursachen damit einen deutlichen Artenschwund auf den Ackerböden und deren Umgebung. Das ist das Ergebnis einer Studie von Agrarwissenschaftlern der Universität Göttingen in acht west- und osteuropäischen Ländern. So lebten auf einem ökologisch bewirtschafteten Acker rund 1.000 verschiedene Arten, auf einem mit Pestiziden behandelten nur noch etwa halb so viele, sagte der Agrarökologe Teja Tscharntke. Für die Studie wurden 150 Weizenfelder in Deutschland, den Niederlanden, Schweden, Irland, Spanien, Polen, Estland und Frankreich untersucht.

NABU und BUND: Agrarlobby verbreitet falsche Informationen

"Eindeutig widersprechen wir der Fördergemeinschaft für nachhaltige Landwirtschaft (FNL), die allein der Bienenmilbe Varroa die Schuld an den Völkerverlusten gibt", unterstreicht NABU-Präsident Olaf Tschimpke. Das weltweite Bienensterben habe komplexe Ursachen, wie eine neue Studie der UN-Umweltorganisation UNEP belegt: Demnach schwächen der Verlust der Biodiversität, ausgeräumte Agrarlandschaften und der Einsatz von Pestiziden die Bestäuber ganz erheblich, und zwar sowohl Wildbienen und Hummeln als auch Honigbienen. "Statt auf seriöse Fakten zu bauen, missbraucht die industrienahe FNL das Deutsche Bienenmonitoring (DEBIMO) für ihre tendenziösen Botschaften", kritisiert Tschimpke.

Bestrijdingsmiddelen in de aardappelteelt bedreigen niet-doelwit organismen

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in 2005 en 2006 in akkerbouw gebieden de bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater gemeten. Van 93 gemeten stoffen overschreden er 24 de concentratienormen (26%). Imidacloprid pieken zijn in mei waar te nemen veroorzaakt door aardappelbespuitingen. Het waterschap Hollandse Delta stelde in akkerbouwgebied in mei 2006 ook hoge normoverschrijdingen van imidacloprid vast, vlak na de toepassingsperiode in pootaardappelen. Het middel breekt langzaam af, waardoor het toch gedurende het hele jaar in sloten wordt teruggevonden. Onderzoek van Wetterskip Fryslan in 2009 heeft opnieuw bevestigd dat het gebruik van imidacloprid in de aardappelteelt normoverschrijdende verontreiniging van het oppervlaktewater veroorzaakt. Uit een recent RIVM rapport (bijlage) blijkt dat in de aardappelteelt de hoeveelheid imidacloprid die in het oppervlaktewater terecht komt vooral bepaald wordt door strikt noodzakelijke drainage (ontwatering). De verantwoordelijkheid voor oppervlaktewaterverontreiniging met imidacloprid door de aardappelteelteelt kan dus niet op de boeren worden afgeschoven.

De boomteelt sector schuift ernstige milieuverontreiniging met bestrijdingsmiddelen voor zich uit

De boomteelt beslaat in Nederland slechts een kleine oppervlakte, maar groeit sterk in Brabant, vooral in de omgeving van Zundert. De middelen die in de boomteelt het meest belastend zijn voor het milieu (cijfers 2006) zijn imidacloprid (tegen insecten), kresoxim-methyl (tegen schimmels), linuron, diquat dibromide en paraquat dibromide. Bestrijdingsmiddelen gebruikt in de boomteelt zorgen in Zundert voor grote problemen in de omgeving. Water en natuur in de omgeving worden ernstig vervuild. De Brabantse Milieufederatie heeft de boomteeltsector rond Zundert hierop aangesproken. De BMF is van mening dat de sector de problemen teveel voor zich uitschuift; het is hoog tijd voor concrete maatregelen.

Achteruitgang van de waterkwaliteit door nieuwe Europese richtlijnen voor de beoordeling van bestrijdingsmiddelen

Europese richtlijnen zullen Nederlandse beleid ten aan zien van de waterkwaliteit jaren terugzetten, vreest de waterschapsector. De beoordeling van bestrijdingsmiddelen in Nederland gaat flink veranderen. Nederland is ingedeeld in een Europese zone met onder meer Duitsland, Engeland en Tsjechië. Fabrikanten van middelen mogen voortaan zelf kiezen in welk land ze middelen laten toetsen. De rol van het Nederlandse College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) zal daardoor verminderen. Niet alleen de stringente toetsing op waterkwaliteit is in het geding.