General

De intensivering van de landbouw heeft binnen enkele decennia eeuwenoude natuurwaarden vernietigd

De mens heeft grondig ingegrepen op de oorspronkelijke natuurtypes. Moerassen werden droog getrokken, bossen gerooid, rivieren ingedijkt. De dynamiek van de landbouw kwam in de plaats van de dynamiek van de natuur, maar er bleef duizenden jaren op en rond de landbouwpercelen veel ruimte voor natuurwaarden, tot diep in de twintigste eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog werd de landbouw drastisch veranderd. Schaalvergroting, nieuwe teelten, enorme productiestijging en toenemende concurrentie werden de ordewoorden van de sector. Kunstmeststoffen en pesticiden werden geïntroduceerd. Het paard werd vervangen door steeds grotere machines. De gevolgen voor de natuur waren dramatisch. Akkervogelpopulaties zijn ineengestort, de grasvegetatie werd éénvormiger, de kruiden verdwenen. Er is geen ruimte meer voor andere vegetatie dan de cultuurteelt.

De inrichting van een tuin waar de vlinders het hele jaar terecht kunnen

Veel volwassen vlinders leven van nectar. Ze hebben een lange roltong waarmee ze nectar halen uit bloemen met een diepe bloemkroon, bijv. vlinderstruiken, distels en hemelsleutels. Het hele seizoen moet er wat te halen zijn. Alles staat of valt dus met geschikte bloeiende planten en struiken en een klein vijvertje. De rupsen doen zich te goed aan het blad van planten of struiken. Sommigen zijn erg kieskeurig. De rups van de dagpauwoog, kleine vos en atalanta lusten alleen maar brandnetel. De rups van het boomblauwtje eet alleen maar sporkehout, klimop of hulst. Deze eetplanten (waardplanten) mogen dus niet ontbreken in de tuin. Vlinders vliegen alleen als het warm is en op het liefst op zonnige, windstille plekjes. De vlindertuin moet daarom zoveel mogelijk beschut zijn door een wal, of een heg. Overwinteren doet de vlinder op verschillende manieren: als ei, rups, pop, of vlinder. Er blijven in de winter dan ook voldoende oude bloemstengels staan, want daar kunnen eitjes op zitten. In een strooisellaag van blad, takjes en plantenresten wachten de rupsen en poppen op het voorjaar. Tenslotte zijn er houtstapels, gestapelde dakpannen, enz. waarin de vlinders diep in kunnen wegkruipen voor de kou. Verdere aanbevelingen in de bijlage.

Het prachtklokje dreigt als wilde plant te verdwijnen uit Nederland

De sterke achteruitgang van het prachtklokje Campanula persicifolia heeft zich voortgezet gedurende de afgelopen jaren. Inmiddels resteren er nog maar drie kleine populaties in Zuid-Limburg. Het prachtklokje is een typische zoomplant van kalkrijke grond. In bossen komt zij gewoonlijk voor waar relatief veel licht doordringt tot de bosbodem, zoals op kapvlaktes, langs bospaden, in bosranden of waar bomen zijn omgewaaid. In graslanden en op kalkrotsen groeit zij vooral op plaatsen waar sprake is van enige beschaduwing door bomen of struiken. De plant komt van nature voor in Europa en wordt al vanaf 1554 in siertuinen gebruikt.

Een graanakker vol roodbloeiende klaprozen behoort tot het verleden

Klaprozen zijn opvallende en zeer kenmerkende planten voor het agrarisch gebied. Vroeger kon men klaprozen massaal aantreffen langs korenvelden, vaak in gezelschap van o.a. korenbloemen. Klaprozen zijn in het Verenigd Koninkrijk het symbool van de Eerste Wereldoorlog omdat ze op de slagvelden in Vlaanderen uitbundig bloeiden. Tegenwoordig worden de akkers voor de klaprozen te zwaar bemest en is er ook veel meer onkruidbestrijding ten gunste van de landbouwgewassen. Zelden tref je dan ook nog een graanakker vol roodbloeiende klaprozen aan. Hele generaties groeien op die niet beter weten dat graanakkers alleen maar kleurloos groen zijn. Stichting het Limburgs Landschap heeft in het Middenlimburgse bij het Schrevenhof, Reigersbroek en Linnerveld een aantal akkers in eigen beheer. Door geen onkruidverdelgers en beperkt organische mest te gebruiken, krijgen vroeger talrijke akkerkruiden er weer een kans.

Positive relationship between national wheat yields and the numbers of rare, threatened or recently extinct arable plant species in Europe

The impact of crop management and agricultural land use on the threat status of plants adapted to arable habitats was analysed using data from Red Lists of vascular plants assessed by national experts from 29 European countries. There was a positive relationship between national wheat yields and the numbers of rare, threatened or recently extinct arable plant species in each country. Variance in the relative proportions of species in different threat categories was significantly explained using a combination of fertilizer and herbicide use, with a greater percentage of the variance partitioned to fertilizers. Specialist species adapted to individual crops, such as flax, are among the most threatened. These species have declined across Europe in response to a reduction in the area grown for the crops on which they rely. The increased use of agro-chemicals, especially in central and northwestern Europe, has selected against a larger group of species adapted to habitats with intermediate fertility. There is an urgent need to implement successful conservation strategies to arrest the decline of this functionally distinct and increasingly threatened component of the European flora.

Staggering Biodiversity Loss in the Garden of England During the 20th Century

Kent is one the UK’s most wildlife-rich counties, a result of its varied geology, long coastline, landscape history, southerly location and proximity to mainland Europe. Its important wildlife habitats include estuaries, chalk cliffs, woodlands, and chalk downland, and encompass some of the South East’s most iconic landscapes, such as the shingle headland of Dungeness and the White Cliffs of Dover. Kent lost eight species of butterfly during the last 100 years, and at least three further species now only survive as very localised populations. Kent’s moth fauna has undergone substantial change, with species being lost and gained, but the number of species lost far outweighs the number gained. During the 20th century, Kent lost one of its five reptile species, and one of its six amphibians. Thirty-seven regularly occurring bird species have decreased or been lost entirely to Kent. The Greater and Lesser Horseshoe bats became extinct in Kent during the 20th Century. Between 1900 and 2010, more than 30 wild plants were lost from Kent.

Iedereen kan, zonder veel moeite, van zijn tuin een natuurlijk, plant- en diervriendelijk hoekje maken

1. Plant nectarplanten in je tuin. Vlinders en andere insecten voeden zich vooral met nectar. Plant daarom vooral bloemen die veel nectar produceren, zoals hemelsleutel, lavendel, wilde marjolein of verbena.

2. Plant inheemse bomen en struiken in je tuin. Inheemse bomen en struiken hebben voor vogels en insecten veel meer te bieden dan uitheemse. Ze zorgen zowel voor een uitgebreid voedselaanbod (o.a. bessen) als voor nestgelegenheid.

3. Zorg voor gelaagdheid: kruidlaag, struiklaag, boomlaag. In een natuurlijk bos zie je verschillende ‘lagen’. Die kan je ook in je tuin creëren: op de bodem laat je hier en daar bladeren liggen zodat een humuslaag ontstaat, plant kruiden en lage planten aan, wat struiken en - als je tuin groot genoeg is - hogere bomen.

4. Zorg voor nestgelegenheid voor vogels en insecten. Door nestkastjes voor vogels aan te bieden, krijg je meer soorten vogels in je tuin. Leuk zijn nestblokken voor solitaire bijen, belangrijke bestuivers. Wist je dat er ook voor oorwormen en hommels ‘nest’kastjes bestaan?

5. Creëer een ruig hoekje in je tuin. Een hoekje in de tuin dat je laat verwilderen, kan voor veel dieren belangrijk zijn. Wist je dat de rupsen van de dagpauwoog, de atalanta, de kleine vos en het landkaartje, vier mooie dagvlinders, enkel bladeren van brandnetels eten?

6. Dood hout zorgt voor leven. Dode takken of stammen moet je niet meteen verbranden of weggooien. Snoeihout kan je verwerken in een mooie takkenwal die als afsluiting dienst kan doen. Onder een hoopje dode takken of houtblokken vinden salamanders en egels geschikte plekjes om de winter door te brengen.

7. Maak van je gazon een hooiland. Wie een groot gazon heeft, kan ervoor kiezen om tenminste een deel ervan om te vormen tot bloemenweide of hooiland. Dat hoef je slechts één- of tweemaal per jaar te maaien. Door dit hooiland kan je wel netjes gemaaide paadjes aanleggen, zodat het toch een verzorgde aanblik geeft. Je zal zien dat sprinkhanen, wantsen en vlinders vanzelf zullen verschijnen.

8. Een vijver als bron van leven. Als je voldoende ruimte hebt in je tuin, kan je kiezen voor de aanleg van een tuinvijver. Zorg voor een geleidelijke oeverzone met inheemse waterplanten en weet dat vissen zich te goed zullen doen aan kikkervisjes en waterbeestjes.

9. Gebruik geen pesticiden. Het gebruik van pesticiden zorgt voor minder insecten in je tuin. Wist je dat bestrijdingsmiddelen één van de oorzaken van de achteruitgang van vlinders zijn?

10. Bemesten hoeft niet. Bemesten in de tuin is helemaal niet nodig. Voor ieder type grond - arm of rijk - bestaan voldoende diverse planten om je tuin op te fleuren. Wil je de grond verbeteren om met succes wat groenten te telen, kies dan voor natuurlijke meststoffen in plaats van kunstmeststof.

Verdere aanbevelingen, zie bijlage

In veel tuinen is geen plaats meer voor de natuur

De natuur wordt in veel tuinen niet meer gedoogd. Het is een trend om een tuin te beleggen met stenen of tegels en te omzomen met een schutting in plaats van een heg. Overal worden planten in potten gezet in plaats van de volle grond. Hier is geen plaats meer voor plant of dier. Geen vlinders, insecten, egeltjes, vogels en andere prachtige natuurverschijnselen. Vlinders kunnen zich niet meer voeden of een eitje afzetten want daarvoor zijn bloeiende planten en hier en daar een brandnetel nodig. Insecten, egels en andere dieren kunnen zich niet meer verschuilen en voedsel zoeken onder de struiken en in tuinafval. De vogels, als roodborst, winterkoningen, kool- en pimpelmezen vinden geen struiken of bomen meer om te schuilen en te nestelen. In deze tuinen zijn de insecten waarmee ze hun jongen voeren niet meer aanwezig. Egels vinden er geen wormen en slakken en worden tegen gehouden door al die schuttingen. In de stedelijke omgeving wordt het voortbestaan van insecten nog verder bemoeilijkt door verschraling van de beplantingen. Steeds vaker worden uit kostenoverwegingen kleurrijke beplantingen vervangen door verharding of gazons. En dat is bepaald niet bevorderlijk voor de levenskansen van insecten. Tips voor natuurlijk tuinieren en de bevordering van biodiversiteit in de stedelijke omgeving, zie bijlage.

Met de moerasviooltjes verdwijnt ook de zilveren maanvlinder

In Nederland was de Zilveren maan (Clossiana selene) vroeger een algemene standvlinder, maar nu is hij bijna verdwenen. Deze vlindersoort komt nog voor in het veenweidegebied op de grens van Utrecht en Zuid-Holland, in de kop van Overijssel, in Friesland en op Terschelling. In het verleden bestonden er populaties van de Zilveren maan in Limburg, onder meer op de Brunssummer- en Schrieversheide, in Epen langs de Terzieterbeek en bij de Breukberg en het Heringsbosch. De vlinder kwam ook in Midden Limburg voor, in de Kruispeel nabij Weert, in de omgeving van Vlodrop-Station op de Meijnweg en in het Haeselaarsbroek bij Echt. In deze gebieden kwamen moerasviooltjes (Viola palustris) voor, de belangrijkste voedselplant (ook wel waardplant genoemd) voor de rupsen van de Zilveren Maanvlinder. Ze overwinteren in de omgerolde randen van de bladeren en eten er zowel voor als na de winter van. De belangrijkste eis die de vlinder aan zijn leefgebied stelt is een hoge dichtheid aan deze waardplanten. Er is onderzocht dat er minstens 30 viooltjes per m2 moeten voorkomen. Aan deze eis wordt alleen nog voldaan in moerasgebieden in Noordwest Overijssel, Noord- en Zuid-Holland en Midden Friesland.

Het verdwijnen van de blauwgraslanden betekende ook het einde voor de moerasparelmoervlinder

In Nederland kwam de moerasparelmoervlinder (Euphydryas aurinia) aan het begin van de twintigste eeuw in vrijwel alle schrale graslanden van de voedselarme zandgronden, het veenweidegebied en de duinen voor. Op de zandgronden en het veenweidegebied vloog hij in de blauwgraslanden, in de duinen vloog hij boven nat, schraal grasland en in Zuid-Limburg op kalkgraslanden. Met het verdwijnen van de blauwgraslanden ging het ook bergafwaarts met de moerasparelmoervlinder. De moerasparelmoervlinder is sinds 1982 uit Nederland verdwenen. De laatste populatie bevond zich bij de Meije in het Utrechts veenweidegebied. De moerasparelmoervlinder is verdwenen uit Vlaanderen en staat op de Waalse, Duitse en Britse Rode Lijst. Vlinders die leven in vochtige graslanden en blauwe knoop als waardplant gebruiken zijn inmiddels zeer zeldzaam en beperkt tot enkele kleine populaties in België, Frankrijk en Duitsland. Voor deze vlinders ziet het voortbestaan er in Noordwest-Europa somber uit.