Kerkuilen gingen in de jaren 1990 in grote delen van Europa achteruit
De zeer tot de verbeelding sprekende kerkuil Tyto alba broedt en jaagt vaak in menselijke omgeving. Veel voorkomende broedplaatsen zijn boerenschuren, kerktorens en andere bouwwerken, een enkele keer ook holle bomen. De kerkuil heeft afwisselend landschap nodig met lage vegetatie, struiken en heggen. Het voedsel bestaat voornamelijk uit veldmuizen, aangevuld met huisspits- en bosspitsmuizen. Tot in de jaren vijftig broedden jaarlijks minstens 1500 tot 3000 paar kerkuilen in halfopen landelijk gebied, vooral in het midden en oosten des lands. In 1980 waren nog maar 100 paar kerkuilen over. Sindsdien gaat het de soort weer beter, hetgeen mede te danken is aan het intensieve beschermingsprogramma. In 2000 broedden er ongeveer 2000 paren in Nederland. Deze uilen echter broeden hoofdzakelijk (ongeveer 90%) in nestkasten. Elders in Europa (Engeland, Ierland, Spanje, Italië, Polen, Tsjechië, Slowakije, Ukraine, Slowenië, Kroatië, Macedonië, en Albanië) ging de broedpopulatie van de kerkuil in de periode 1990-2000 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).