Insecticides

Österreichischer Erwerbsimkerbund: Zusammenhang zwischen Maisbeizmitteln und Bienenschäden wissenschaftlich bewiesen

Im Rahmen der Fachtagung des Österreichischen Erwerbsimkerbundes in Graz wurden am Wochenende Forschungsergebnisse des Projektes „APENET“ aus Italien präsentiert (Beilage). „APENET“ hat sich weltweit am intensivsten mit der Problematik der Bienenschäden durch Maisbeizmittel beschäftigt. Beginnend mit zahlreichen Bienenschäden in 2008 wurden durch eine Fülle von Versuchsaufstellungen die für Bienenvölker fatalen Folgen der Verwendung dieser Pestizide ganz klar wissenschaftlich belegt. Kleinste Dosen der Nervengifte beeinträchtigen Funktion der Bienenvölker und lösen Krankheiten aus. Neben der ohnedies unumstrittenen akut tödlichen Kontaktwirkung, zeigen die Ergebnisse, dass kleinste Dosen dieser Nervengifte die Einzelbiene in grundsätzlichen Lebensfunktionen arg beeinträchtigen. Betroffene Bienen können ihren höchst wichtigen und komplexen Aufgaben zum Funktionieren des Bienenvolkes nicht mehr nachkommen und die biologische Funktion der Völker wird dadurch schwerst beeinträchtigt.

Bodembehandeling met neonicotinoiden breekt de voedselketen en brengt de afbraak van organisch materiaal in gevaar

De meeste bodemorganismen leven op of in de bovenste laag van de grond en werken gezamenlijk aan het recyclen van organisch materiaal (zoals bladafval en andere plantenresten, uitwerpselen, kadavers etc.). Bodemdieren zoals miljoenpoten, pissebedden en regenwormen op en in de grond verkruimelen organisch materiaal dat vervolgens weer gegeten wordt door springstaarten, schimmels en bacteriën en verder afgebroken wordt tot bouwstenen die dan weer beschikbaar zijn voor de plantengroei. Behandeling van de bodem met langzaam afbreekbare neonicotinoide insecticiden betekent dat ongewervelde dieren in de bodem zullen worden gedecimeerd waardoor de voedselketen in de bodem gebroken wordt. Uit recent onderzoek is gebleken dat neonicotinoiden veruit de giftigste insecticiden voor regenwormen zijn (bijlage). Recent is ook aangetoond dat neonicotinoiden het bacterieleven in de bodem negatief beinvloeden (bijlage). De afbraak van organische stof zal hierdoor in gevaar komen (bijlage).

Clothianidin produced adverse neurobehavioral effects in a reproductive toxicity study in mice

Clothianidin was given in the diet to provide levels of 0% (control), 0.003%, 0.006%, and 0.012% from 5 weeks of age of the F0 generation to 11 weeks of age of the F1 generation in mice. Selected reproductive and neurobehavioral parameters were measured. In exploratory behavior in the F0 generation, average time of movement, number of rearing, and rearing time of adult males increased significantly in a dose-related manner. There was no adverse effect of clothianidin on litter size, litter weight, or sex ratio at birth. The average body weight of male and female offspring was increased significantly in a dose-related manner during the early lactation period. With respect to behavioral developmental parameters, swimming head angle at postnatal day (PND) 7 of male offspring was accelerated significantly in a dose-related manner. Negative geotaxis at PND 7 of female offspring was accelerated significantly in a dose-related manner. For movement activity of exploratory behavior in the F1 generation, number of rearing of female offspring increased significantly in a dose-related manner. Movement time of adult males increased significantly in a dose-related manner. The dose levels of clothianidin in the present study produced several adverse effects in neurobehavioral parameters in mice.

Earthworms are more susceptible to neonicotinoids than to other modern synthetic insecticides

In this study, we used two different types of bioassay, a contact filter paper toxicity bioassay and a soil toxicity bioassay, to compare the acute toxicity of twenty-four insecticides belonging to six chemical categories on earthworm species, Eisenia fetida. It was concluded that irrespective of bioassay systems, earthworms were more susceptible to neonicotinoids than to other modern synthetic insecticides.

PARALYSIS BY ANALYSIS – IS THERE ANY IMPORTANT ISSUE CONCERNING NEONICOTINOID PESTICIDES THAT NEEDS TO BE RESOLVED WHILE WE’RE ON OUR WAY TO ARMAGEDDON?

Parts per billion of neonicotinoids in pollen are indeed infinitesimal, but they do cause adverse effects on honeybees. Luc Belzunces, a bee researcher at INRA (the French Agricultural Research Institute) in Avignon published “Discrepancy between acute and chronic toxicity induced by imidacloprid and its metabolites in Apis mellifera” (Environ. Toxicol. Chem. 20(11):2482-6) in 2001. He found an acute lethal dose of imidacloprid of only 40 nanogram per bee, much less than most other insecticides. However, his big discovery was that the lethal dose from chronic exposure to imidacloprid was 4,000 times less, “Ingesting 1 picogram a day was enough to kill a bee within 10 days”, he told INRA magazine (June 2009). “Moreover, imidacloprid degrades into 6 metabolites, some of which are even more toxic.” He said that the capacity to measure very small traces of imidacloprid in pollen now shows that the concentration is in the range of microgrammes per kg (parts per billion) of pollen and that this constitutes a risk for bees.

Luc Belzunces' conclusion was subsequently substantiated by Dr Jeff Pettis of the US Agricultural Research Service and his colleagues (published in 2012 in Naturwissenschaften DOI 10.1007/s00114-011-0881-1). Since one thing common to bee colonies that go on to collapse seems to be a greater variety and higher load of parasites and pathogens than other colonies, they wondered in particular whether neonicotinoids might be weakening the insects’ immune systems, and thus allowing infections to spread through a hive. To find out, they gave 20 hives protein food (a substitute for pollen, which is fed to developing larvae) that had been spiked with imidacloprid. In ten cases the dose was five parts per billion (ppb); in the other ten it was 20 ppb. Previous experiments have shown that neither dose perceptibly harms bees. A further ten hives were given un-spiked food as a control. Then, when the young bees emerged a few weeks later, Dr Pettis collected them and fed them with spores of a fungal parasite called Nosema. Twelve days later, he killed them and estimated the extent of their infestation. Both of the groups that had been exposed to imidacloprid harboured an average of 700,000 parasite spores in each bee. Bees from the control colonies, by contrast, harboured fewer than 200,000 spores in their bodies. The insecticide, in other words, was exposing bees to infestation, and thus to a much greater chance of dying prematurely. Similar results had been published by Cédric Alaux and his colleagues from France in 2010 (Environ. Microbiol. 12(3): 774–782). Vidau et al. (2011) showed that exposure to sublethal doses of fipronil and thiacloprid highly increased the mortality of honeybees previously infected by Nosema ceranae. PLoS ONE 6 (6):e21550.

Wetenschappers verdenken pesticiden er van nieuwe infectieziekten bij amfibieën, honingbijen, vleermuizen en vogels te hebben veroorzaakt

In het laatste decennium zijn er een aantal nieuwe infectieziekten geconstateerd die amfibieën, honingbijen, vleermuizen en merels hebben gedecimeerd. Steeds meer wetenschappers verdenken bestrijdingsmiddelen er van de eigenlijke veroorzaker van deze epidemieën te zijn. Vermoed wordt dat blootstelling aan lage concentraties van bestrijdingsmiddelen een aantasting van het immuunsysteem veroorzaakt waardoor de gevoeligheid voor ziekteverwekkers toeneemt. De recente vloed van infectieziekten begon bij amfibieën. Wetenschappers ontdekten de veroorzaker - een schimmel die Batrachochytrium dendrobatidis wordt genoemd - in 1998. Meer dan 1.800 species van amfibieën worden momenteel met uitsterven bedreigd en er blijkt een sterke correlatie met het pesticiden gebruik te zijn. Zes jaar nadat wetenschappers de schimmelaanval op amfibieën ontdekten, begonnen geheimzinnige infectieziekten honingbijenvolken te decimeren.

Wat de bijenhouders allang wisten wilde de wetenschap niet ontdekken

De meeste bijenhouders hoeven er niet van te worden overtuigd dat bestrijdingsmiddelen, en in het bijzonder de neonicotinoide insecticiden, de oorzaak zijn van de massale bijenvolksterfte van de laatste jaren. Door de druk van een sterke bijenhoudersvereniging en verscheidene invloedrijke milieu-organisaties is er in de V.S. veel onderzoek verricht naar de oorzaken van de sterk verhoogde bijenvolksterfte, maar het is toch een zeer frustrerende tijd voor bijenhouders geweest. Voor een buitenstaander leek het er op dat de projecten het doel hadden alle mogelijke oorzaken uit te sluiten alvorens naar de rol van bestrijdingsmiddelen te kijken. Dat was zo ongeveer het laatste waarvoor men belangstelling leek te hebben. Het rapport van de begeleidingscommissie van het Amerikaanse bijenvolksterfte onderzoek is in dat opzicht zeer interessante lectuur (www.ars.usda.gov/is/br/ccd/ccdprogressreport2010.pdf). Iedereen is het er over eens dat de bijen ziek zijn, maar dat komt toch zeker doordat wij de bijen door het hele land rijden of door ondervoeding? Het is alsof je een lange spiraal volgt met in het centrum de roos. Je weet waar de reis naar toe behoort te gaan, maar ze willen allereerst de hele spiraal langs voordat ze de roos treffen.

De rol van bestrijdingsmiddelen bij de verhoogde bijenvolksterfte is bewezen - en het is alleen maar de top van de ijsberg

Volgens de gegevens van het Nederlands Centrum voor Bijenonderzoek waren er in 2009 in Nederland ongeveer 7000 imkers die naar schatting 63.000 bijenvolken hielden. In 1985 waren er nog ongeveer 110.000 bijenvolken in Nederland. Het aantal volken honingbijen in Nederland is sinds 1985 dus bijna gehalveerd. De verwachting is dat het aantal bijenvolken in de komende jaren nog verder zal dalen. Chronische blootstelling van bijenvolken aan bestrijdingsmiddelen en met name aan de neonicotinoïde insecticiden (door besmetting van stuifmeel en nectar) is de oorzaak van de verhoogde bijenvolksterfte van de laatste jaren (die een bedreiging vormt voor de globale voedselproductie), zoals beschreven in een overzichtsartikel van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo in het wetenschappelijke tijdschrift Toxicoloy (bijlage).

Blootstelling aan zeer geringe hoeveelheden van imidacloprid maakt honingbijen zeer vatbaar voor parasieten

Door twee onafhankelijke groepen (Alaux et al. in Frankrijk en Pettis et al. in de VS) is aangetoond dat blootstelling aan uiterst geringe hoeveelheden van het neonicotinoide insecticide imidacloprid (die bijna niet meer te meten zijn) honingbijen zeer gevoelig maakt voor de darmparasiet Nosema (bijlage). Deze onderzoeksresultaten sluiten aan bij de publicaties (bijlage) van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo over de grote overeenkomsten in het dosis-werkingsprofiel van kankerverwekkende stoffen en neonicotinoide insecticiden. Bijgevoegd een overzichtsartikel van deze auteurs. Gevreesd moet worden dat een veilig blootstellingsniveau voor neonicotinoiden bij insecten en andere geleedpotigen in feite niet bestaat, en dat iedere hoeveelheid giftig is voor deze organismen.

Pesticides blamed for bee decline

Compelling new evidence from the US government's top bee expert that modern pesticides may be a major cause of collapsing bee populations led to calls yesterday for the chemicals to be banned. A study published in the current issue of the German science journal Naturwissenschaften, reveals how bees given minute doses of the widely used pesticide imidacloprid became more vulnerable to infections from a deadly parasite, nosema. The study, led by Dr Jeffrey Pettis, the head of the US Department of Agriculture's Bee Research Laboratory, says: "We believe that subtle interactions between pesticides and pathogens, such as demonstrated here, could be a major contributor to increased mortality of honey bee colonies worldwide."