In het september en november 2012 nummer van het maandblad van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging (NBV) 'Bijenhouden' is een tweedelige artikelenreeks verschenen over de gespannen relatie tussen neonicotinen en honingbijen van de hand van Henk Van der Scheer. De conclusies geformuleerd op het einde van de artikelenreeks zijn: 1.Neonicotinen zijn gevaarlijk, maar in de praktijk hebben honingbijen er weinig last van. 2.Om de wintersterfte te beperken is het gebruik van een goede bedrijfsmethode belangrijk en aandacht voor de voedseltoestand.
3.De NBV wordt aanbevolen te pleiten voor het gebruik van neonicotinen uit de cyano-groep (zoals acetamiprid en thiacloprid) voor de bestrijding van insecten, inplaats van deze uit de nitro-groep (zoals imidacloprid en thiamethoxam) die veel giftiger zijn. Deze houding is beter dan een totaal verbod van neonicotinen, daar de kans dan groot is dat 'oude' middelen terug worden gebruikt met meer spuitschade tot gevolg. Volgens de toxicoloog Henk Tennekes is het lood om oud ijzer. In de praktijk is thiacloprid net zo giftig voor bijen als imidacloprid, aldus Tennekes.
Henk van der Scheer is lid van NBV commissie Bijengezondheid en voorzitter van de 'spuitschadecommissie' van de voormalige Plantenziektekundige Dienst (PD), nu het College voor Toelating Gewasbeschermende middelen en Biociden (CTGB). In deze commissie die het CTGB advies geeft, heeft een scala van organisaties zitting: o.a. Bijen@WUR, NBV, nieuwe Voedsel & Waren Autoriteit (nVWA), Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en farmaceuten (producenten). Van der Scheer ontkent sinds 2004 in zijn publicaties dat neonicotinoiden een causale rol spelen bij de sterk verhoogde bijensterfte van de laatste jaren (zie bijlage). Sinds 2004 is de biodiversiteit in de met neonicotinoiden vervuilde regio's van West-Nederland sterk achteruit gegaan.
Bron: Koninklijke Vlaamse Imkersbond
http://konvib.eu/nieuws-imkerwereld/2504-neonicotinen-en-honingbijen.ht…
- Log in to post comments
Lood om oud ijzer
Volgens het CBS is het gebruik van het neonicotinoide insecticide thiacloprid gestegen van 320 kg op 1.191 ha in 2004 tot 7954 kg op 59.041 ha in 2008. Met het EUSES model (European Union System for the Evaluation of Substances) kan worden uitgerekend dat bij het gebruik van thiacloprid op het niveau van 2008 normoverschrijdingen in het oppervlaktewater onvermijdelijk zullen zijn. Deze normoverschrijdingen vormen een dodelijke bedreiging voor insecten. De Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes heeft ook voor thiacloprid aangetoond dat de blootstellingstijd aan deze stof een versterkende werking op de toxiciteit voor ongewervelde dieren heeft. Thiacloprid heeft dus dezelfde kwalijke eigenschappen als imidacloprid en kan bij langdurige blootstelling net zo toxisch zijn voor bijen als imidacloprid. Bovendien wordt de werking van thiacloprid door de pesticiden piperonyl butoxide en propiconazole, die ook in bijenkasten zijn aangetroffen, enorm versterkt, zodat er in de praktijk nauwelijks een verschil in giftigheid voor bijen is tussen imidacloprid en thiacloprid. Het voorstel van Van der Scheer lost het probleem niet op.
Bronnen:
http://www.boerenlandvogels.nl/content/acetamiprid-and-thiacloprid-can-…
http://www.boerenlandvogels.nl/content/het-toegenomen-gebruik-van-thiacl...
http://www.boerenlandvogels.nl/content/acetamiprid-and-thiacloprid-can-b...
Verslag van een lezing van Henk v.d. Scheer in Utrecht, 7-5-12
Al enige jaren is er een flinke discussie gaande over de mate van invloed op de wereldwijde toename in bijensterfte die veroorzaakt wordt door een nieuwe groep succesvolle bestrijdingsmiddelen: de neonitinoïden, met imidacloprid als de meest beruchte. Tot nu toe waren de meningen verdeeld over de mate van het effect op bijen van deze bestrijdingsmiddelen die op zeer grote schaal wereldwijd worden toegepast. Zeer recent is er een aantal wetenschappelijke publicaties verschenen van onderzoek die bewijs leveren dat deze bestrijdingsmiddelen een aantoonbaar negatief effect hebben op bijenvolken onder veldcondities. Henk van der Scheer is een specialist op dit terrein en heeft o.a. in Bijenhouden veelvuldig over dit onderwerp gepubliceerd. Het bestuur was dan ook blij dat we hem hebben kunnen uitnodigen voor deze avond. Henk van der Scheer is lid van NBV commissie Bijengezondheid en voorzitter van de ‘spuitschadecommissie’ van de voormalige Plantenziektekundige Dienst (PD), nu het College voor Toelating Gewasbeschermende middelen en Biociden (CTGB). In deze commissie die het CTGB advies geeft, heeft een scala van organisaties zitting: o.a. Bijen@WUR, NBV, nieuwe Voedsel & Waren Autoriteit (nVWA), Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en farmaceuten (producenten). Zij geven adviezen over de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen, waarin sommige bestrijdingsmiddelen zoals imidacloprid voor een bepaalde periode worden toegelaten. Daarboven zijn we gebonden aan Europese maatregelen, waardoor bijvoorbeeld nu allerlei niet-farmacologische bestrijdingsmiddelen niet meer verkocht mogen worden (als bestrijdingsmiddel), zoals bier tegen slakken. In de beoordeling op de effecten van neonicotinoïden zijn er twee kampen te onderscheiden, die weliswaar steeds naar elkaar toe komen, maar een heftige wetenschappelijke strijd voeren: Dr. Tjeerd Blacquière (onderzoeker Bijen@WUR) en de NBV enerzijds en Dr. Henk Tennekes (toxicoloog, directeur van Experimental Toxicology Services Nederland) en Jeroen van der Sluis (hoogleraar, Copernicus Institute for Sustainable Development and Innovation, Universiteit Utrecht) anderzijds. De laatsten denken dat de wintersterfte voor een groot deel te wijten is aan de hoge concentraties neonicotinoïden die in het oppervlakte water gevonden worden. Henk van der Scheer stelt met Bijen@WUR vast dat er geen relatie is tussen de locaties van hoge concentraties en lokale bijensterfte. Volgens Henk van der Scheer blijken in studies onder veldcondities de bijen nauwelijks te reageren op neonicotinoïden in concentraties voor normaal gebruik. Het lijkt er op dat bijen imidacloprid kunnen detecteren; ze vermijden behandelende gewassen. In de landbouw is bij monoculturen het gebruik van bestrijdingsmiddelen essentieel. De vraag is wel of deze middelen dan in ieder geval verboden moeten worden voor consumentengebruik en in plantsoenen, e.d. In de landbouw zou men over moeten gaan naar een geïntegreerde bestrijding, met een combinatie van weinig bestrijdingsmiddelen, aangevuld met bestrijding d.m.v. andere insecten (competitie) en wisselbouw. Verder pleit Henk van der Scheer ervoor om de discussie over neonicotinoïden meer genuanceerd te voeren. Er zijn namelijk twee groepen neonicotinoïden: de nitro-groep (o.a. imidacloprid ) die zeer giftig is en een cyano-groep (merknaam Calypso) die veel minder giftig is en bijvoorbeeld gebruikt wordt op bloeiend fruit. Zoals het er nu uit ziet zal eind 2013 imidacloprid verboden worden voor gebruik in kassen omdat daar het recirculatie-water nu al erg vervuild is en de normen ruimschoots overschrijdt. Maar waarschijnlijk komt er dan wel weer een uitzondering voor bepaald gebruik. Daarom is het goed wat meer specifiek te gaan kijken naar de verschillende neonicotinoïden en hun toepassingen en alleen die toe te staan die echt nodig zijn voor de landbouw, zonder negatieve effecten op insecten. De weerstand van imkers tegen het gebruik van giffen is vooral ingegeven door het feit dat bijenhouden tegenwoordig geen nevenactiviteit van boeren meer is, maar imkers veel oog hebben voor insecten en het milieu in het algemeen.
Monique Quaedackers
http://www.bijenverenigingutrecht.nl/activiteiten/oude%20verslagen/henk…
Henk van der Scheer heeft er helemaal niets van begrepen
Op 30 oktober 2009 heb ik bij de spuitschadecommissie een voordracht over de gevaren van de neonicotinoiden gehouden. Op de dia’s 27-29 hou ik exact hetzelfde verhaal over de Druckrey-Küpfmüller vergelijking (die de dosis-werking relatie van neonicotinoiden bij geleedpotigen beschrijft) als ik dat op 11-12-2012 in Wageningen voor de derde keer (sic!) heb gedaan. Ik ben er op basis daarvan inderdaad van overtuigd dat de groteske oppervlaktewaterverontreiniging met imidacloprid voor insecten in het algemeen een dodelijke bedreiging is. Neonicotinoiden zijn agonisten van nicotinerge acetylcholinereceptoren, en ze zijn in hun giftigheid voor geleedpotigen absoluut vergelijkbaar met genotoxische carcinogenen, die tot de gevaarlijkste stoffen überhaupt worden gerekend. Deze argumentatie is gebaseerd op de vergelijkbaarheid van de dosis-werking relaties en de onomkeerbaarheid (irreversibiliteit) van de receptorbinding en de werking die van deze receptor binding uitgaat. Het enige verschil is de aard van de receptor. Bij een genotoxisch carcinogeen is de receptor het DNA, bij neonicotinoiden zit de receptor in het centrale zenuwstelsel. De heer Van der Scheer doet mijn verhaal af met het vergelijken van cijfers over de oppervlaktewatervervuiling met imidacloprid en de bijensterfte, die volgens hem niet correleren. Zo werd ik in oktober 2009 na mijn voordracht ook weggehoond. Dat de bijensterfte in Nederland vrijwel overal veel hoger dan normaal (5-10%) was, wordt door van der Scheer niet nader verklaard. Ik trek de onafhankelijke opstelling van Van der Scheer niet in twijfel. Alleen pleegt hij wel in de spuitschadecommissie op een collegiale manier overleg met de producenten van bestrijdingsmidddelen. In maart 2013 is overduidelijk gebleken dat deze producenten alles in het werk stellen om de neonicotinoiden op de markt te houden. Dat zullen ze ook in de spuitschadecommissie doen. Van der Scheer kan niet ontkennen dat beïnvloeding van besluitvorming door de producenten mogelijk is. Naar mijn overtuiging is dit Nederlandse poldermodel ongeschikt voor situaties waarin soms ook besluiten moeten worden genomen die pijn doen. Het is in ieder geval zeer opvallend dat Bijen @WUR en de NBV er op blijven hameren dat de schadelijke werking van de neonicotinoiden in veldonderzoek moet worden aangetoond. Dit zijn exact de argumenten die de producenten aanvoeren. Van der Scheer eist bewijsvoering die niet te leveren is omdat vrijwel iedere plek op aarde verontreinigd is met neonicotinoiden, waardoor een controle groep niet kan ontkomen aan blootstelling aan dit gif. Daarmee schaart Van der Scheer zich in het Nefytokamp (de belangenvereniging van de bestrijdingsmiddelenproducenten). Hij is volkomen blind voor de alarmerende signalen die de natuur ons geeft. De bijen en ook vele andere soorten vertellen ons dat de natuur vergiftigd wordt met bestrijdingsmiddelen. In de met neonicotinoiden verontreinigde regio's van Nederland is in het laatste decennium sprake van verlies van biodiversiteit. Daar moet wat tegen worden gedaan, maar Van der Scheer houdt dat tegen met oneigenlijke argumenten.
De visie van Henk Van der Scheer op neonicotinoiden in 2004
De bijengezondheidscoördinatoren kwamen bijeen op 1 november 2003 van 10.30-14.00 uur in het
Bijenhuis te Wageningen. Als spreker was uitgenodigd Dr. W. Mühlen, Referent fùr Bienenkunde en 'Arbeitsgruppenleiter' van het Aufgabengebiet Bienenkunde van de Landwirtschaftskammer (LWK)
Westfalen-Lippe, te Münster in Nordrhein-Westfalen (NRW). Hem was gevraagd te
spreken over de oorzaken van de sterfte van volken in najaar en winter 2002/2003. Bekend is dat plantenziektenbestrijdingsmiddelen schadelijk kunnen zijn voor honingbijen -met name tankmengsels van insecticiden en fungiciden- maar of dat een belangrijke rol bij de volkssterfte heeft gespeeld betwijfelde Dr. Muhlen. In koolzaad worden o.a. pyrethroïden (verwant aan Apistan) toegepast die
niet helemaal ongevaarlijk zijn voor honingbijen, maar uit de eerder genoemde enquête bleek geen enkel verband tussen volkssterfte en het wel of niet staan van de volken bij koolzaad. Ook geloofde Dr. Muhlen niet in een oorzakelijke rol voor imidacloprid dat gebruikt wordt als zaadgoedbehandelingsmiddel bij o.a. zonnebloemen en mais. Imidacloprid is weliswaar in hele lage doses terug te vinden in het stuifmeel van de planten die uit het behandelde zaad ontstaan, maar die dosering is veel te laag om sterfte te veroorzaken bij bijen.
Bron: Verslag bijeenkomst bijengezondheidscoördinatoren (bijlage)
Visie van Henk Van der Scheer op neonicotinoiden in 2006
Sinds 1994 treedt in Frankrijk sterfte op van veel bijenvolken in gebieden waar zonnebloemen worden
geteeld. De Franse imkers verdenken het bestrijdingsmiddel imidacloprid ervan de oorzaak te zijn van de abnormale sterfte. Zaad van o.a. zonnebloemen wordt daarmee voor uitzaai behandeld ('gebeitst') om insectenvraat van de planten tegen te gaan. Het middel wordt systemisch door de plant opgenomen en kan in concentraties van ongeveer 3,5 ppm (sic!) worden teruggevonden in het stuifmeel en de nectar van planten die gegroeid zijn uit behandeld zaad. Tot nu toe ontbreekt wetenschappelijk bewijs dat die concentratie schadelijk is voor bijen.
Bron: Sterfte van volken bedreigt het voortbestaan van de bijenhouderij (bijlage)
Visie van Henk Van der Scheer op neonicotinoiden in 2009
De eerste discussies over het gebruik van neonicotinen begonnen in Frankrijk waar imkers meenden dat die middelen, met name imidacloprid, de massale sterfte zouden veroorzaken van bijenvolken in regio’s waar veel zonnebloemen worden geteeld. Die gedachte sloeg over naar elders waar imkers sinds de winter 2002/2003 ook met abnormale sterfte van volken te kampen hebben. Tot nu toe kan door wetenschappelijk onderzoek echter niet worden aangetoond dat neonicotinen dé oorzaak zijn van alle abnormale sterfte van bijenvolken in de late herfst en winter. Recent openden in ons land Van der Sluijs en Tennekes een discussie in de NRC over het gebruik van neonicotinen in relatie tot abnormale sterfte van bijen. Wat later relativeerden ze dat enigszins, maar al snel ging de publieke discussie over neonicotinen als dé oorzaak van de abnormale sterfte van volken vanaf voorjaar 2003. Terecht stelt de NBV in haar standpunt dat daarvoor ‘onvoldoende fundament’ is.
Bron:
Ten strijde…! tegen toelatingen van neonicotinen of vóór verbetering van toelatingsprocedures? (bijlage)
Visie van Henk van der Scheer op neonicotinoiden in 2011
Bijenbrood/stuifmeel is soms ernstig verontreinigd met residuen van gewasbeschermingsmiddelen. In hoeverre die chronische verontreiniging van invloed is op de vitaliteit van bijen blijft onduidelijk. Dat ze een bijdrage levert aan de abnormale sterfte van volken in de laatste jaren, wordt vooralsnog niet hard gemaakt. Zowel in de Verenigde Staten als in Duitsland werden de meest verdachte middelen, de neonicotinen, amper aangetroffen.
Bron:
Gewasbeschermingsmiddelen in bijenbrood (bijlage)
Wat sinds 2004 gebeurde met de natuur in West-Nederland
Er was de laatste jaren sterk verhoogde bijensterfte in Rijnmond, het Groene Hart, de Bollenstreek en de regio Amsterdam. Buiten de duinen is West-Nederland nu opvallend arm aan vlinders en de laatste tien jaar zien we in de duinen eveneens een sterke achteruitgang. In het Groene Hart zijn de aardbeivlinder, zilveren maan en parelmoervlinder uitgestorven. Sinds 2000 vertonen alle 9 onderzochte soorten weidevogels (veldleeuwerik, slobeend, gele kwikstaart, scholekster, grutto, kievit, tureluur, graspieper, en kuifeend) in de laagveengebieden van West-Nederland een jaarlijkse afname van 13%. Graspieper, Veldleeuwerik en Gele Kwikstaart zijn sinds 2000 koploper met een dramatische jaarlijkse afname van resp. 32%, 23% en 22%, waardoor het overgrote deel van deze vogels binnen enkele jaren uit de laagveengebieden van West-Nederland verdwenen zal zijn. De broedpopulatie van de watersnip is sterk afgenomen in Noord- en Zuid-Holland. De Fluiter is nu vrijwel afwezig op de lager gelegen, vochtige klei- en veengronden van West-Nederland. Matkoppen broeden fors minder in de laagveengebieden dan enkele decennia geleden. De snor, grote karekiet en het woudaapje komen in het Utrechts/Hollands plassengebied nauwelijks meer voor. De gekraagde roodstaart neemt met name in Zuid-Holland sterk af. De recente afname van de steenuil was het grootst in het westen van het land en de geelgors is hier vrijwel uitgestorven.
Bron: deze website
http://www.boerenlandvogels.nl/content/lto-01-01-2013-geen-normoverschr…