De teloorgang van weidevogels in het Overijsselse boerenland

Ondanks de inspanningen die de provincie Overijssel heeft gedaan blijkt uit tellingen in de polders en open gebieden dat de weidevogel het moeilijk heeft. Vooral voor de Grutto Limosa limosa is de situatie zorgwekkend. 'Het aantal is in de afgelopen 15 jaar met tweederde afgenomen', meldt de provincie.

Weidevogels nemen in het provinciaal natuurbeleid een belangrijke plaats in. Om ze te beschermen worden met boeren beheersovereenkomsten gesloten, wordt betaald voor later maaien en wordt nestbescherming door vrijwilligers gestimuleerd.

In het voorjaar geven weidevogels extra kleur en geluid aan de open gebieden in Overijssel, vooral in de polders. Belangrijke soorten zijn onder ander de Grutto Limosa limosa, Kievit Vanellus vanellus, Tureluur Tringa totanus, Scholekster Haematopus ostralegus, Wulp Numenius arquata en daarnaast diverse kleinere zangvogels en eenden.

In Overijssel zijn relatief weinig weidevogelreservaten. Daarom zijn weidevogels grotendeels afhankelijk van het boerenland. Ze broeden er op de grond en de jongen worden vooral groot door het eten van insecten. Ze zijn geheel afhankelijk van wat boeren op hun land doen in het kader van hun bedrijfsvoering. Het scheuren van grasland, mesten, voorbeweiden, beweiden, maaien of hooien kunnen alle van invloed zijn. Vooral de maaidata zijn cruciaal.

Het provinciale weidevogelmeetnet meet sinds 1994 het aantal weidevogels in Overijssel. Om het jaar worden de vogels geteld op 49 locaties in polders en andere open gebieden binnen de provincie. De aantallen broedende vogels worden dan bepaald door gebieden vijf keer te bezoeken vanaf half maart tot eind juni.

Op grond van gedrag worden vogels tijdens het veldwerk op kaarten ingetekend en aantallen bepaald op basis van al deze bezoeken. Het door het veld lopen om nesten te zoeken (met de kans op verstoring) vindt voor het meetnet niet plaats.

In de afgelopen 15 jaar is de Wulp en de Graspieper niet of nauwelijks achteruit gegaan. Graspiepers broeden meestal langs slootkanten, die vaak pas bij de tweede snede in juni worden gemaaid. Wulpen kunnen oud worden en zijn daardoor minder gevoelig voor jaren waar weinig kuikens groot worden.

Minder goed gaat het met de Kievit en de Tureluur waarvan het aantal in de afgelopen jaren met 2% is afgenomen. De Kievit heeft ingespeeld op de toename van maïsland. Bij de Tureluur is de overleving van kuikens relatief groot. Kuikens van de Tureluur gaan vaak naar beweide percelen waardoor minder sterfte is door het maaien.

Zorgwekkend is de situatie voor Scholekster, Veldleeuwerik Alauda arvensis en Grutto. Van deze soorten is in 15 jaar tijd meer dan 60% van de populatie verdwenen. De Grutto, de belangrijke doelsoort van het provinciaal weidevogelbeleid, spant de kroon met een achteruitgang van 68% In veel gebieden is de soort zelfs geheel verdwenen. De achteruitgang komt omdat er jaarlijks meer volwassen dieren sterven dan er jonge dieren bijkomen.

Dit komt door vroeg uitmaaien, opeten van de jongen door andere dieren (predatie) en het ontbreken van kruidenrijk hooiland. Eind mei 2009 liep nog slechts 25% van de paartjes met kuikens rond, terwijl dit 60% zou moeten zijn om de soort in stand te houden. Behoud van de Grutto is alleen mogelijk als er op het boerenland naast bescherming veel meer en beter kuikenland komt waar kuikens voedsel kunnen verzamelen. Verder is uitbreiding van plas-dras plekken en een normale predatie van belang.

Een bijzonder lichtpuntje is de toename van de Roodborsttapuit Saxicola torquatus. In het meetnet nam het aantal paartjes toe van geen enkel paartje voor 2005 naar 17 paartjes op acht van de 49 onderzochte locaties in 2009. Deze bijzondere soort kwam recent vooral voor op heidevelden en hoogvenen.

Het lijkt er op dat de populaties in deze natuurgebieden het zo goed doen dat jonge vogels zich vestigen in het boerenland. Vestigingen vinden vooral plaats in weidegebieden die grenzen aan natuurgebieden. Ze zijn verhoudingsgewijs kleinschalig met in de greppels tussen de percelen ruigte en opslag van struiken.

Weidevogels nemen binnen het provinciale natuurbeleid al jarenlang een belangrijke plaats in. De provincie voert haar weidevogelbeleid via verschillende sporen. Het gaat daarbij om beheersovereenkomsten met boeren in het kader van het programma beheer, het Koploperproject (er wordt betaald voor bijvoorbeeld later maaien) en het stimuleren van nestbescherming door vrijwilligers via Landschap Overijssel.

Daarnaast zijn in het provinciaal beleid weidevogelkerngebieden apart aangeduid om ze duurzaam te beschermen. Als er toch ingrepen plaats vinden moet het weidevogelverlies worden gecompenseerd. Om een indruk te geven van het belang van de weidevogel: in 2008 is 1,5 miljoen euro besteed aan bescherming van weidevogels (een kwart door de provincie zelf).

Om de achteruitgang van de weidevogels te stoppen zijn de afgelopen jaren pilots uitgevoerd in de polder Mastenbroek en het Lierderbroek. Via een planmatige aanpak is hier meer kuikenland gerealiseerd dan in de rest van Overijssel. Daardoor neemt het aantal vliegvlugge jongen van de Grutto weer wat toe in beide gebieden. Vanaf 1 januari 2010 gaat deze aanpak in heel Overijssel gelden.

Bron: Blikopnieuws.nl, 14 oktober 2009
http://www.blikopnieuws.nl/bericht/103983/Grutto_heeft_het_zwaar_in_Ove…