De technieken voor cis-genese (het inbrengen van DNA uit verwante soorten) en trans-genese (het inbrengen van DNA uit andere soorten) zijn precies hetzelfde

Het opmerkelijke van gentechnologen in dienst van de grote zaad-manipulerende bedrijven is, dat zij hun ingrepen altijd bagatelliseren en zeggen dat er ‘slechts 1 of 2 onschuldige eigenschappen worden toegevoegd’ (of weggelaten) aan/uit het ontvangende gewas. Hetgeen de multinationals overigens niet belet om niet alleen de techniek, maar direct de hele plant maar te patenteren. De problemen beginnen in de genetische modificatie echter niet met het inbrengen van een nieuw stukje DNA, maar met het openknippen van de oorspronkelijke DNA-streng. Dat laatste is een onbestuurbaar proces, waarbij het DNA wordt opengeknipt op alle plaatsen waar een bepaalde volgorde van aminozuren voorkomt. Die volgorde hangt af van de programmering van het enzym dat voor het openknippen wordt gebruikt. Er kunnen dus meerdere open plaatsen ontstaan waar het nieuwe DNA kan ‘landen’. Daarnaast is het vaststellen of het ‘gewenste’ stukje DNA wel is meegekomen, een zeer belangrijk onderdeel van het proces. In dit stadium vallen heel veel gemanipuleerde cellen al af, wanneer blijkt dat de nieuwe eigenschap niet ‘werkt’. Dat kan komen omdat het juiste DNA gewoon niet is meegekomen, maar het kan ook veroorzaakt worden doordat een ander gen, het promotor gen, het nieuwe gen niet heeft ingeschakeld. De beschreven processen zijn voor cis-genese (het inbrengen van DNA uit verwante soorten) en trans-genese (het inbrengen van DNA uit andere soorten) precies hetzelfde. Het is dus niet zo dat cis-genese de integriteit van de cel minder zou aantasten dan transgenese, want de techniek van de manipulatie is in beide gevallen precies gelijk. Er is dus ook geen grond voor de stelling dat cisgenese in dat opzicht acceptabeler zou zijn dan transgenese.

"Bijenvriendelijke" tuinplanten in tuincentra zijn vaak besmet met neonicotinoide insecticiden

Neonicotinoïden worden niet alleen gebruikt in de landbouw - buiten medeweten van de consument worden in tuincentra veel "bijenvriendelijke" tuin planten verkocht, die zijn voorbehandeld met bijendodende pesticiden, en die tuinen met deze bestrijdingsmiddelen kunnen besmetten. Daardoor worden tuinen maanden tot jaren schadelijk voor bijen en andere bestuivers, omdat de neonicotinoiden maar langzaam worden afgebroken. Ook bijenlinten kunnen hierdoor besmet worden met neonicotinoiden en, ondanks alle goede bedoelingen, bijenvolksterfte veroorzaken. Een nieuwe studie van Friends of the Earth in de VS en het Pesticide Research Institute heeft aangetoond dat meer dan de helft van de populaire tuin planten die werden gekocht bij tuincentra met neonicotinoide pesticiden besmet waren, zonder waarschuwing aan de consument.

Pesticiden hebben een grote invloed op de insecten prooi die beschikbaar is voor vleermuizen

Vleermuizen zijn intrigerende dieren - 's werelds enige echte vliegende zoogdieren en één van de meest diverse groepen van zoogdieren op aarde - ze doen alleen onder voor de knaagdieren in aantal soorten, ze komen voor op elk continent behalve Antarctica. In heel Groot-Brittannië en Noord-Ierland - en ook elders in West-Europa - zijn vleermuispopulaties de laatste jaren drastisch gedaald. Verschillende soorten vleermuizen zijn nu ernstig bedreigd, en in het laatste decennium is één soort - de vale vleermuis (Myotis myotis) - uitgestorven als een Britse broedsoort. Zelfs de vaker voorkomende vleermuizen soorten hebben een dramatische achteruitgang geleden. De aantallen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) zijn bijvoorbeeld ongeveer 70% gedaald in een periode van slechts 15 jaar (van 1978 tot 1993). Vleermuizen eten alleen insecten en veranderingen in de landbouwmethoden blijken een belangrijke factor te zijn bij de achteruitgang. Herbiciden en insecticiden hebben een grote invloed op de insecten prooi die beschikbaar is voor vleermuizen. Heggen en vijvers, die op grote schaal gebruikt worden door vleermuizen, zijn in een alarmerend tempo verloren gegaan op het platteland - ook in de afgelopen jaren. Bijvoorbeeld in de periode 1984-1990 verdween 23% van de heggen en 75% van de vijvers. Ook veel oude bomen zijn verdwenen.

LEI / CLM: De ambities in de 2e Nota Duurzame Gewasbescherming voor vermindering van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater zijn haalbaar

De ambities in de 2e Nota Duurzame Gewasbescherming voor vermindering van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater zijn volgens LEI en CLM haalbaar en betaalbaar op zes van de zeven onderzochte bedrijfstypen. De voorgestelde maatregelen leveren de benodigde emissiereducties op en kosten de ondernemers gemiddeld minder dan één procent van het bedrijfssaldo. Een uitzondering vormen de glastuinbouwbedrijven die nog geen waterzuivering hebben: bij deze bedrijven wordt de grens voor betaalbaarheid overschreden. De benodigde emissiereducties voor 50% minder overschrijdingen in 2018 en 90% minder overschrijdingen in 2023 zijn samengevat in Tabel S.1. Om deze emissiereducties te bereiken moeten alle glastuinbouwbedrijven hun spuiwater gaan zuiveren. In de buitenteelten moet de drift verder worden beperkt en moet het reinigingswater worden opgevangen en gezuiverd. De extra jaarkosten van deze maatregelen bedragen op zes van de zeven bedrijfstypen minder dan 1% van het bedrijfssaldo. In de opengrondtuinbouw kunnen de jaarkosten nog stijgen door de aanpak van erfemissies en probleemstoffen via emissiereductieplannen. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat we zullen moeten leven met het reële risico dat over een periode van nog eens 10 jaar de ongewervelde dieren in Nederland nog verder zullen worden bedreigd waardoor een breuk in de voedselketen kan worden veroorzaakt. Schijnbaar moet in Nederland eerst het kalf verdronken zijn voordat de put wordt gedempt. Als dit rapport leidraad wordt voor het regeringsbeleid, wordt het spelletje Russisch roulette met de natuur verdere 10 jaar voortgezet, aldus Tennekes.

De teloorgang van de torenvalk rond Lochem, Laren en Almen in de Achterhoek

Sinds 2002 doet de vogelwerkgroep Noordwestachterhoek torenvalken onderzoek naar broedgevallen van torenvalken (Falco tinnunculus) rondom Lochem. Het onderzoeksgebied wordt gevormd door 7 atlasblokken rond Lochem, Laren en Almen. In dit gebied onderhoudt de werkgroep ongeveer 30 kasten voor torenvalken. De kasten worden in het voorjaar een aantal malen gecontroleerd op broedgevallen waarbij de jongen geringd worden. In 2010 zijn door de werkgroep 31 kasten gecontroleerd. In 6 kasten werd er gebroed. Dit leverde 24 juveniele torenvalken op. In 2011 zijn 29 kasten gecontroleerd en in 4 kasten werd gebroed. Daarnaast was er een broedplaats direct naast een kast. In 1 kast ging het broedsel verloren, vermoedelijk door predatie. In de overige 3 kasten groeiden 10 juvenielen op. In 2012 zijn 23 kasten gecontroleerd en werd eveneens in slechts 4 kasten gebroed. Het aantal uitgevlogen juvenielen is niet bekend.

Huismussen werden nog maar in 52 procent van de Vlaamse tuinen geteld, het laagste cijfer ooit

Op 2 en 3 februari 2013 telden 14.000 deelnemers meer dan 518.800 vogels in hun tuin. Jarenlang was de huismus (Passer domesticus) de meest getelde vogel in Vlaanderen, maar dat is niet langer het geval. In 2005 kwam de vogel nog voor in 65 procent van alle tuinen, dit jaar nog in amper iets meer dan de helft (52 procent). Reden voor de achteruitgang van de huismus is het gebrek aan voedsel en nestplaatsen. Vooral in de (binnen)steden doen de mussen het slecht. Op plekken waar de vogels zijn verdwenen kan het bovendien jaren duren voor ze terugkomen.

Ook de rode patrijs wordt slachtoffer van de neonicotinoiden

Neonicotinoïden, de nieuwste generatie pesticiden, zijn niet alleen erg toxisch voor bijen. Een Spaanse studie, eerder dit jaar gepubliceerd in het vakblad Ecotoxicology, koppelt het gebruik van deze pesticiden aan de achteruitgang van de Rode patrijs (Alectoris rufa), een graanetende akkervogel. De Spaanse studie onderzocht het effect van behandelde zaden op de overleving en het voortplantingssucces bij de Rode patrijs. In de studie werden drie verschillende pesticiden getest: de fungiciden Thiram en Difenoconazole en het neonicotinoïde insecticide Imidacloprid. Kuikens kregen gedurende een periode van 10 dagen, behandelde granen te eten. "Tweeënveertig procent van de kuikens die met Thiram behandelde zaden gevoederd kregen stierven, voor Imidacloprid liep het sterftecijfer zelfs op tot 58 procent. Daarbovenop traden ook effecten op zoals een verlaging van de concentraties cholesterol, proteïnen, calcium en magnesium in het bloedplasma van de Rode patrijs, wat wijst op uitputting. Ook de eieren waren gemiddeld kleiner en eieren werden minder bevrucht."

Uit lange termijn trends van broedvogeltellingen blijkt dat de aantallen van 2/3 van alle internationaal gemonitorde soorten in het Waddengebied afnemen

Uit lange termijn trends van broedvogeltellingen blijkt dat de aantallen van 2/3 van alle internationaal gemonitorde soorten in het Waddengebied afnemen. De trends van de afgelopen 10 jaar tonen zelfs aan dat de achteruitgang van sommige soorten, zoals scholeksters (Haematopus ostralegus), kluten (Recurvirostra avosetta) en Noordse Stern (Sterna paradisaea) in een versnelling is geraakt. Zeldzame broedvogels, zoals kemphaan (Philomachus pugnax), bonte strandlopers (Calidris alpina) en watersnip (Gallinago gallinago) staan op de rand van verdwijnen uit het Waddengebied. Als de huidige negatieve trends doorzetten, dreigen meer broedvogels, zoals de blauwe kiekendief (Circus cyaneus), te verdwijnen.

Openbaar conceptrapport over gezondheidsrisico’s van gewasbeschermingsmiddelen

De Gezondheidsraad heeft een conceptrapport openbaar gemaakt waarin een commissie van deskundigen de gezondheidsrisico’s onder de loep neemt die omwonenden van landbouwpercelen lopen door blootstelling aan chemische gewasbeschermingsmiddelen. De commissie concludeert dat er meer aandacht nodig is voor de bescherming van omwonenden. Er is geen hard bewijs, maar er zijn wel aanwijzingen dat zij gezondheidsrisico’s kunnen lopen door het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Reden genoeg voor onderzoek naar de mate waarin omwonenden zijn blootgesteld aan deze middelen. Ook verdient de procedure voor de toelating van de middelen aanpassing: daarin moet expliciet aandacht komen voor omwonenden. De voorzitter van de Gezondheidsraad heeft het conceptrapport openbaar gemaakt om deskundigen en belangstellenden gelegenheid te geven inhoudelijk commentaar te leveren. Dit commentaar kan tot en met 30 september gericht worden aan dr. H.F.G. van Dijk (hfg.van.dijk@gr.nl), Gezondheidsraad, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag. De commissie betrekt het ontvangen commentaar bij de vaststelling van het definitieve advies. Het definitieve advies zal worden aangeboden aan de staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken. Op het moment van publicatie zullen ook de ontvangen commentaren en de reactie van de commissie daarop openbaar worden gemaakt via de website van de Gezondheidsraad.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat pesticiden een significante rol spelen in de wereldwijde achteruitgang van amfibieën, zoals kikkers

De Duitse en Zwitserse wetenschappers achter de studie zeggen in het Britse dagblad The Guardian dat het zowel “verbazingwekkend” als “alarmerend” is dat veelvoorkomende pesticiden zo giftig kunnen zijn, en dat in dosissen die goedgekeurd zijn door overheden. De onderzoekers uiten ook kritiek op de wijze waarop de pesticiden getest worden, hetgeen niet verplicht is. “Je zou niet denken dat producten, die geregistreerd zijn op de markt, zo’n giftig effect hebben”, zegt Carsten Brühl van de Duitse universiteit Koblenz-Landau. “Het is het simpelste effect dat je je kan inbeelden: je spuit de pesticide op de amfibie en die sterft. Dat moet zich vertalen in een dramatisch effect op gehele populaties.” De populatie van amfibieën gaat het snelst achteruit van alle gewervelde diersoorten. Meer dan een derde staat op de rode lijst van bedreigde diersoorten. Brühl had eerder al bestudeerd hoe gemakkelijk amfibieën pesticiden absorberen door hun doordringbare huid, waardoor ze onderwater kunnen ademen.