De huismus is verdwenen uit de grote steden

Op 19 en 20 januari 2013 werden voor het tiende jaar de tuinvogels in Nederland geteld. Met jaarlijks rond de 40.000 deelnemers is de Tuinvogeltelling tegenwoordig het grootste citizen science of burgerwetenschap project in Nederland. Welke trends zijn af te leiden uit de resultaten van tien jaar tuinvogels tellen? De belangrijkste conclusie uit de Tuinvogeltelling is dat mensen in steden de achteruitgang van de huismus (Passer domesticus) zien. De huismus komt nog ieder jaar op 1 in de Tuinvogeltelling, maar dat komt alleen maar omdat er nog relatief hoge aantallen huismussen over zijn. De Tuinvogeltelling laat zien dat met name in de grote steden witte vlekken ontstaan. Huismussen verdwijnen uit onze grote steden, maar omdat huismussen in kolonies leven, zijn ze in de buitengebieden nog steeds in relatief grote aantallen aanwezig.

Gaan we het donker pimpernelblauwtje voor de tweede keer verliezen?

Het donker pimpernelblauwtje (Phengaris nausithous) is een kenmerkende dagvlinder van wegbermen en sinds 1970 verdwenen uit Nederland. In 1990 werd de soort geherintroduceerd in de Moerputten (een natuurgebied bij 's-Hertogenbosch in Noord-Brabant) en sindsdien geldt de soort als een uiterst zeldzame standvlinder. In 2001 heeft het donker pimpernelblauwtje zich spontaan gevestigd in de omgeving van Posterholt in Limburg. Het gaat echter helemaal niet goed met het donker pimpernelblauwtje in Nederland. We hebben alleen nog maar een populatie in een aantal wegbermen in het Roerdal bij Posterholt, en in de afgelopen zomer zijn de aantallen flink gekelderd. Als er niets gebeurt, zullen we deze soort weer verliezen. Het is tien voor 12.

Regelmatige waterbemonstering kan onderschatting van de risico's van insecticiden tot gevolg hebben

Dit blijkt uit een studie van het Institute of Environmental Sciences van de Universiteit van Koblenz-Landau. Tot nu toe worden watermonsters meestal genomen op vaste data, bijvoorbeeld een keer per maand. Echter, insecticiden veronteinigen waterbronnen meestal incidenteel (bijvoorbeeld na de toepassing of na zware neerslag), en alhoewel de concentraties de drempelwaarden slechts kortstondig overschrijden, worden wel schadelijke effecten veroorzaakt. Het gevolg: als de evaluatie op de nul-waarden, die vaak gemeten worden in het kader van regelmatige bemonstering, wordt gebaseerd, worden de werkelijke risico's onderschat.

DONATIES

In juli 2010 heb ik een baanbrekende ontdekking gepubliceerd in het tijdschrift Toxicology (bijlage). Daarin wordt overtuigend aangetoond dat het risico van chronische blootstelling van geleedpotigen (daaronder bijen) aan een relatief nieuwe categorie bestrijdingsmiddelen, de zogenaamde neonicotinoiden, die voornamelijk door Bayer CropScience worden geproduceerd, zwaar onderschat is. Over deze conclusie bestaat op dit moment algemene overeenstemming. De ontdekking verklaarde ook de sedert een aantal jaren sterk verhoogde bijensterfte. Uit onderzoek van Krefeldse entomologen bleek dat 75% van de biomassa van vliegende insecten was verdwenen sinds de invoering van de neonicotinoïden midden jaren 1990 (bijlage). De neonicotinoiden zijn een belangrijk product van Bayer CropScience, die per jaar honderden miljoenen oplevert.

Sri Lanka gaat bestrijdingsmiddelen strenger controleren om de epidemie van nierziekten in te dammen

De Sri Lankaanse overheid heeft een strengere controle op pesticiden en kunstmest toegezegd, in de hoop de epidemie van nierziekten in het land in te kunnen dammen. Het vermoeden bestaat dat de toename in chronische nierziekten die al enige tijd gezien wordt in het noorden van Sri Lanka, te wijten is aan chemicaliën die in de landbouw gebruikt worden. Een vergelijkbare toename is te zien in India en Nicaragua, ook in landbouwgebieden. In november stelde de president van Sri Lanka, Mahinda Rajapaksa, dat er 'een theorie [is] dat pesticiden en kunstmest bijdragen aan een toename van niet-besmettelijke ziekten', hiermee verwijzend naar de in het land politiek controversiële epidemie van nierziekten.

Ontaarde landbouw put bodems uit

Het huidige economische groeisysteem heeft een slachtoffer gemaakt waar we tot nu toe een blinde vlek voor hebben: de vruchtbaarheid van onze landbouwgrond. Aangedreven door de groei-economie zijn boeren, voedselindustrie en consumenten de weg kwijtgeraakt. De grond waarop de boeren telen is eigenlijk van de bank. Met de grond als onderpand hebben ze de afgelopen decennia torenhoge leningen afgesloten. Dat geld hadden ze nodig voor meer hectares, grotere machines en nog grotere schuren en stallen. De agrariërs moeten dus steeds ‘efficiënter’ werken om de leningen afbetaald te krijgen. Concreet betekent dit: nog meer tonnen opbrengst per hectare eruit sleuren en nog meer dieren in één stal proppen. Alle vruchtbaarheid uit de grond rukken en overschakelen op de schijnvruchtbaarheid van kunstmest.

Het onderhoud van het kerkhof van Retie in Vlaanderen gebeurt consequent zonder chemische bestrijdingsmiddelen

De nieuwe vleugel van het kerkhof van Retie is mooi aangelegd en wordt netjes onderhouden, zónder pesticiden. Dat zegt de Vlaamse Vereniging Openbaar Groen (VVOG). Burgemeester Patrick Geuens (Nieuw Retie) is blij met de attentie van de VVOG. ‘Deze eervolle vermelding hebben we vooral te danken aan de goede zorgen en het werk van de mensen van onze technische dienst en groendienst, die het onderhoud doen in onze parken, perkjes en begraafplaatsen.’ Het onderhoud in Retie gebeurt consequent zonder chemische bestrijdingsmiddelen. ‘Zonder is gezonder, ook al kost het vaak úren werk om het onkruid voor te blijven’, zegt Geuens. ‘Om het onkruid te verwijderen op de voetpaden maken we onder meer gebruik van onkruidborstels, die gemonteerd worden op bosmaaiers.’

Veel slangenpopulaties zijn vanaf 1998 vrij plotseling ingestort, meldt een internationaal biologengezelschap

Voor slangen is een eerste poging gedaan om wereldwijd te kijken hoe hun aantallen zich ontwikkelen. Een groep biologen rapporteerde er over in Biology Letters (bijlage), en gebruikt daarbij meerdere malen het woord ‘alarmerend’. Veel slangenpopulaties zijn vanaf 1998 vrij plotseling ingestort. Herstel lijkt niet op te treden. Chris Reading en zijn collega’s analyseerden gegevens van zeventien slangenpopulaties van in totaal elf soorten, daterend vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw. De dieren leefden in gebieden in Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Nigeria en Australië. Ze zagen bij elf van de zeventien slangenpopulaties een gelijktijdige, snelle afname van het aantal dieren. Tot 1998 was er nog niets aan de hand, maar daarna daalde het aantal slangen binnen enkele jaren tot een fractie van het oorspronkelijke aantal. Opvallend was dat het aantal vrouwtjes harder achteruitging dan het aantal mannetjes. Van de damesslangen verdween gemiddeld ruim 80 procent, van de heren ‘maar’ 64 procent.

Gebrek aan het enzym aldehyde-dehydrogenase lijkt één van de oorzaken te zijn van de ziekte van Parkinson

Door dat gebrek te verhelpen moet je het ziekteverloop op z’n minst kunnen vertragen, suggereren UCLA-onderzoekers in PNAS. De onderzoekers kwamen er achter toen ze het verband onderzochten tussen parkinson en Benomyl, een fungicide. Parkinson wordt veroorzaakt door een gebrek aan dopamine in de hersenen, wat weer komt door afsterven van de neuronen die deze signaalstof produceren. De onderzoekers dienden daarom eerst benomyl toe aan een in-vitrokweekje van zulke dopaminergische neuronen, en constateerden dat die er inderdaad niet tegen konden. En dat bleek weer te komen doordat het enzym aldehyde dehydrogenase (ALDH) wordt geremd.

Ook reptielen kampen in het laaglandregenwoud van Costa Rica met een raadselachtige, maar razendsnelle achteruitgang

Niet alleen kikkers en salamanders, maar ook reptielen kampen in het laaglandregenwoud van Costa Rica met een raadselachtige, maar razendsnelle achteruitgang. Vergelijkbare reducties zijn voor amfibieën eerder gevonden in de hogergelegen tropische bossen van Centraal-Amerika en Zuid-Amerika. Maar de achteruitgang van de reptielen komt als een verrassing. Dat concluderen Amerikaanse biologen uit een inventarisatie van de dichtheid van deze diersoorten in een ongerept deel van het plaatselijke oerwoud. In het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences schrijven Steven Whitfield van Florida International University in Miami en zijn collega’s dat het aantal amfibieën en reptielen dat in het gebied op de grond leeft tussen 1970 en 2005 met 75 procent is afgenomen. Volgens de auteurs is het onwaarschijnlijk dat, zoals eerdere publicaties stelden, een schimmel het reptielenprobleem geheel kan verklaren. Reptielen hebben van die schimmel (Batrachochytrium dendrobatidis) geen last.