Mogelijk waren er rond 1900 in Nederland enige duizenden grauwe klauwieren Lanius collurio, die in vele landschapstypen voorkwamen. De soort heeft het lang volgehouden in de duinen, die tot in de jaren '50 een bolwerk van de grauwe klauwier vormden. Sindsdien is de duinpopulatie sterk afgenomen, eerst in de duinen van het vasteland en vanaf de jaren '80 ook op de Waddeneilanden. Rond 1960 werd de stand in Nederland geschat op 400 paren. In 1985 werden nog slechts 80-140 paren geteld in Nederland. Sinds 1990 was er weer een significante afname. In de duinstrook werd in 1997 en 1998 nog een broedgeval gezien op Ameland. Nadien waren er nog slechts enkele onregelmatige broedgevallen in de hele Nederlandse duinstrook.
De hoofdmoot van het menu van de grauwe klauwier bestaat uit grote insecten zoals kevers, bijen, hommels, sprinkhanen en libellen. De algehele veraming van de insectenfauna lijkt de belangrijkste oorzaak te zijn geweest voor het verdwijnen van de grauwe klauwier uit de Nederlandse duinen. Ook in Vlaanderen is de populatie van de grauwe klauwier dramatisch achteruit gegaan: rond 1970 werd het aantal broedende grauwe klauwieren nog op 340 paar geschat, maar in de periode 1990-1994 werden nog slechts 6-7 'echte' broedparen geteld in de enig overgebleven Limburgse populatie. Ook in Engeland, Italië, Andorra, Slowakije, Slowenië, Servië, Litouwen, Griekenland en Scandinavië ging de grauwe klauwier in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).