Het agrarisch natuurbeheer is op een groot fiasco uitgelopen
Er moet een einde komen aan de regeling die duizenden boeren van natuursubsidies voorziet, terwijl zij door gebruik van mest en landbouwgif datzelfde landschap juist aantasten. Alleen boeren in de directe omgeving van natuurreservaten die bereid zijn tot vergaande milieumaatregelen moeten nog geld krijgen. Dit is de belangrijkste conclusie uit het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) dat vanmiddag aan staatssecretaris Sharon Dijksma (natuur) wordt overhandigd. Het kabinet had om advies gevraagd, omdat het het natuurbeleid wil herijken. De laatste keer dat dit gebeurde was in 1990, toen minister Gerrit Braks met zijn Natuurbeleidsplan begon met de Ecologische Hoofdstructuur: het verbinden van natuurgebieden tot één geheel. De commissie onder leiding van ex-minister Agnes van Ardenne concludeert in het rapport 'Onbeperkt Houdbaar' dat het agrarisch natuurbeheer 'op een groot fiasco is uitgelopen'. De afgelopen twintig jaar is daar één miljard euro aan uitgegeven, hoewel er tegelijkertijd een volgens de adviesraad dramatische biologische verarming plaatsvond door de intensivering van de landbouw. De raad vindt dat die financiering van 'ineffectief agrarisch natuurbeheer' moet stoppen. Alleen boeren die bereid zijn de grondwaterstand te verhogen, die bemesting en gifgebruik sterk terugdringen én vlak bij natuurreservaten werken, moeten nog subsidie kunnen krijgen. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in Wageningen mede verantwoordelijk is voor falend agrarisch natuurbeheer, omdat het Ctgb veel te weinig oog had voor de kwalijke milieueigenschappen en extreme chronische toxiciteit voor geleedpotigen van imidacloprid, en deze stof vanaf 1994 in zeer ruime mate heeft toegelaten.