Akkervogels

In two decades the numbers of American kestrels in the Yukon have plummeted by 80 per cent

Trying to research a bird that is disappearing is a nearly impossible task, if you ask Dave Mossop. The Yukon Research Centre biologist has been studying the American kestrel (Falco sparverius) – North America’s smallest falcon – since the 1980s. In those two decades, numbers of American kestrels in the Yukon have plummeted by 80 per cent. A bird that was once plentiful on telephone wires across the territory is rarely spotted these days. “It’s a real catastrophe and a wake-up call,” says Mossop, who became interested in the American kestrel by accident. He wanted to find out how larger birds like boreal owls and ducks were able to find nesting cavities in small Yukon trees. The kestrel also finds refuge in tree cavities, most often those left over from woodpeckers. While Mossop was tracking these cavities, he realized that the number with kestrels in them was dwindling. That was in the early ‘90s. Mossop started networking with other bird biologists around North America to see if they were noticing a similar trend. But in the ‘90s and the early part of 2000, only the Yukon was experiencing significant declines, he says. That changed in 2009 when a research conference was held to discuss the American kestrel. “It turned out the decline was being seen everywhere at that point and that led to people raising the alarm.”

Graanetende akkervogels worden slachtoffer van met bestrijdingsmiddelen behandeld zaadgoed

Een Spaanse studie, eerder dit jaar gepubliceerd in het vakblad Ecotoxicology, koppelt het gebruik van pesticiden aan de achteruitgang van de Rode patrijs (Alectoris rufa), een graanetende akkervogel, zo meldt Natuurbericht.be. De Spaanse studie onderzocht het effect van behandelde zaden op de overleving en het voortplantingssucces bij Rode patrijs. In de studie werden drie verschillende pesticiden getest: de fungiciden Thiram en Difenoconazole en de neonicotinoïde insecticide Imidacloprid. Kuikens kregen gedurende een periode van 10 dagen, behandelde granen te eten. "Tweeënveertig procent van de kuikens die met Thiram behandelde zaden gevoederd kregen stierven, voor Imidacloprid liep het sterftecijfer zelfs op tot 58 procent. Daarbovenop traden ook effecten op zoals een verlaging van de concentraties cholesterol, proteïnen, calcium en magnesium in het bloedplasma van de Rode patrijs, wat wijst op uitputting. Ook de eieren waren gemiddeld kleiner en eieren werden minder bevrucht." Veel typische akkervogels, zoals de patrijs (Perdix perdix), de grauwe gors (Miliaria calandra, Synoniem: Emberiza calandra) en de ringmus (Passer montanus), zijn afhankelijk van granen, en kunnen bij het foerageren in contact komen met behandelde zaden.

Henk Tennekes spreekt op het Slow Food Filmfestival op 12 mei 2013 in Deventer

Na het succes van vorig jaar organiseren Filmhuis De Keizer en Slow Food IJsselvallei op zondag 12 mei a.s. het 2e slow food film festival deventer. Met bijzondere films en tussendoor genieten van volop Lekker, Puur en Eerlijk eten en drinken. De films brachten heel verschillende kanten van ons ‘food’ in beeld: de achtergronden en bedreigingen van onze voedselvoorziening, de hartstocht voor voedingsproducten en het gastronomisch genieten. Van 17:15 - 17.45 werd de film More than Honey ingeleid door dr ir Henk Tennekes, toxicoloog en pleitbezorger voor een verbod op toepassing van insecticiden die bijenvolkeren en insecten in het algemeen bedreigen. De voordracht is bijgevoegd.

Experimental exposure of red-legged partridges to seeds coated with imidacloprid, thiram and difenoconazole

Pesticide coated seeds are commonly used in agriculture, and may be an important source of food for some birds in times of scarcity, as well as a route of pesticide ingestion. We tested the lethal and sub-lethal effects of treated seed ingestion by the red-legged partridge (Alectoris rufa), a game bird of high socio-economic value
in Spain. One year-old partridges (n = 42 pairs) were fed for 10 days in spring (prior to breeding) with wheat treated with difenoconazole (fungicide), thiram (fungicide) or imidacloprid (insecticide), using two doses for each pesticide (the one recommended, and its double to represent potential cases of abuse of pesticides). We investigated the direct and indirect effects on the body condition, physiology, immunology, coloration and subsequent reproduction of exposed partridges. For the latter, eggs were collected, measured and incubated and the growth and survival of chicks were monitored. Thiram and imidacloprid at high exposure doses produced mortalities of 41.6 and 58.3 %, respectively. The first death was observed at day 3 for imidacloprid and at day 7 for thiram. Both doses of the three pesticides caused sublethal effects, such as altered biochemical parameters, oxidative stress and reduced carotenoid-based coloration. The high exposure doses of
imidacloprid and thiram also produced a decrease in cellular immune response measured by the phytohemagglutinin test in males. Bearing in mind the limitation of the small number of surviving pairs in some treatments, we found that the three pesticides reduced the size of eggs and imidacloprid and difenoconazole also reduced the fertilization rate. In addition, both thiram and imidacloprid reduced chick survival. These experiments highlight that the toxicity of pesticide-treated seeds is a factor to consider in the decline of birds in agricultural environments.

Surveys of farmland wildlife have identified serious declines in the populations and ranges of birds and declines in populations of mammals, insects and plants associated with arable land

Changes in arable farming practices have been identified as important factors in the decline of wildlife. Significant declines in the brown hare have been recorded, associated with changes in the availability of high quality food at certain times of year. Declines in the Pipistrelle Bat are in part likely to have resulted from lower abundance of insect prey in farmland. Information on the decline of arthropods in farmland habitats has been published by the Game Conservancy Trust’s Sussex Study In the Sussex study area, between 1972 and 1990, arthropods have declined by 4.2% per annum (excluding springtails and mites), with many groups of beneficial insects, such as aphid predators and game bird food items, declining at faster rates. Bee species are particularly threatened. A range of cornfield weeds, such as corn buttercup and shepherd’s-needle, have declined markedly this century, to the extent that some species are now extinct in the UK. These annual flowers are dependent on the arable ecosystem, which is characterised by regular soil cultivation. Declines in farmland birds have been identified for a number of species characteristic of arable and mixed farmland. These birds feed on seeds, invertebrates or both, sometimes at different times of year.

Agricultural change has influenced birds through changes in food quality or quantity

It has been postulated that a general decline in insect abundance linked with intensification of agriculture may have contributed to farmland bird decline. We analysed insect catch data from a single suction trap run for 27 years in a rural location in Scotland, and showed that insect numbers have changed significantly over time. Measures of bird density were significantly related to insect abundance. These data from a broad suite of species provide support for linked temporal change between farmland birds, invertebrate numbers and agricultural practice in Scotland.

De ringmus is op weg naar het einde

De ringmus (Passer montanus) wordt steeds schaarser in Nederland, zo blijkt uit de laatste peilingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. In de jaren zeventig was de soort nog een algemene standvogel in Nederland, nu is zijn aanwezigheid veel minder vanzelfsprekend. In de broedvogelatlas van 2002 werd een afname van zeventig tot negentig procent gerapporteerd; de aflopen tien jaar bedraagt de afname ongeveer zes procent per jaar. In de periode 1973 tot 1977 schatte men het aantal in Nederland indertijd op maximaal 750.000 broedparen. Daarmee was het een van de meest verbreide en algemeenste broedvogels in ons land. De ringmus was dan ook een echte karaktervogel van met name het oostelijke, hoger gelegen deel van Nederland. In de jaren zeventig nestelden ze ook in bossen, veelal in nestkasten: vaak tot ongenoegen van nestkastcontroleurs. Sinds de jaren zeventig is er heel wat veranderd. De ringmus verdween nagenoeg uit alle bosgebieden inclusief die in de duinen. De lokale dichtheden waren inmiddels sterk afgenomen, ook op het platteland van Hoog-Nederland. In de atlas die in 2002 verscheen, werd een afname van zeventig tot negentig procent in die gebieden gerapporteerd. Het landelijke aantal werd geschat op niet meer dan 150.000 broedparen. In dertig jaar tijd was de ringmus dus een heel stuk schaarser geworden. Nu mogen tellers blij zijn met een volkje ringmussen in hun atlasblok. De laatste ramingen voor het nog te verschijnen broedvogelrapport van 2011 laten een interessant en tegelijk droefgeestig beeld zien. Sinds de jaren negentig is onze populatie ongeveer gehalveerd. De afname in de afgelopen tien jaar bedroeg gemiddeld ruim zes procent per jaar.

Boerenlandvogels zagen sinds 1960 75% van hun broedpopulatie verdwijnen

De Vogelbalans 2012 is uit. Dit jaar gaat de Vogelbalans over vogels van het boerenland. Soorten als de veldleeuwerik (Alauda arvensis), patrijs (Perdix perdix) en zomertortel (Streptopelia turtur) laten een dramatische afname zien. Ze zijn het slachtoffer van de intensieve landbouw. Boerenlandvogels zagen sinds 1960 75% van hun broedpopulatie verdwijnen. Tot de slachtoffers behoren niet alleen de bekende weide- en akkervogels, maar ook soorten van het kleinschalige cultuurlandschap zoals we dat vooral in Oost- en Zuid-Nederland kennen. De grootste verliezer is de veldleeuwerik die sinds 1960 met 96% afnam. De melodieuze zang van deze voorheen alledaagse vogel is inmiddels op veel plaatsen verstomd. Over alle soorten samen becijferen we het verlies op 3,3 tot 5,7 miljoen broedparen. Geen enkele andere soortgroep kent in Nederland een dergelijke terugval. De belangrijkste oorzaak van deze verarming in biodiversiteit is een op maximale productie gerichte Europese landbouwpolitiek. Door ruilverkavelingen, schaalvergroting, ontwatering, vroeger en vaker maaien, gebruik van bestrijdingsmiddelen en verandering van het teeltplan zijn de leefomstandigheden van veel boerenlandvogels verslechterd.

In de budgetplannen voor de periode 2014-2020 van het Europese Landbouw Beleid wordt gekort op natuurbescherming

Vogelbescherming Nederland reageert geschokt op de uitgelekte begrotingsvoorstellen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy. Met de voorstellen die nu op tafel liggen kiest de Europese Unie voor de makkelijke weg. De begrotingsproblemen worden ten koste van de natuur opgelost en dat betekent letterlijk het einde van een groener Europees Landbouwbeleid. Een schande vindt Vogelbescherming Nederland, omdat de natuur op het platteland de afgelopen decennia achteruit holt. "Het landelijk gebied is met financiele steun vanuit Brussel omgetoverd in een groen industrieterrein. Soorten als de grutto (Limosa limosa), veldleeuwerik (Alauda arvensis) en patrijs (Perdix perdix) hebben het daardoor ongelofelijk moeilijk. Zo is van de veldleeuwerik maar liefst 95 procent verdwenen," zegt Fred Wouters, directeur van Vogelbescherming." Met deze plannen zet Europa ons als burgers 15 jaar terug in de tijd. Bovendien getuigt het van weinig lange termijnvisie. De kosten om de natuur te herstellen zullen later veel hoger oplopen. Bovendien staat het haaks op de eigen Europese doelen, om bijvoorbeeld de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen" aldus Fred Wouters.

"Wir laufen Gefahr, den 1962 von Rachel Carson vorhergesagten 'stummen Frühling' tatsächlich zu erleben", warnt NABU-Präsident Olaf Tschimpke

Mit einer neuen Studie hat der NABU auf die alarmierende Situation bei Deutschlands Feldvögeln aufmerksam gemacht. "Den Vogelarten der Agrarlandschaften geht es so schlecht wie nie zuvor, einige sind mittlerweile in Deutschland unmittelbar vom Aussterben bedroht", sagte NABU-Präsident Olaf Tschimpke. Umfangreiche Auswertungen des NABU zur aktuellen Bestandssituation und den Rückgangsursachen zeigen, dass ehemalige "Allerweltsarten" wie Kiebitz (Vanellus vanellus), Rebhuhn (Perdix perdix) und Feldlerche (Alauda arvensis)bundesweit erschreckende Rückgänge aufweisen. So ist seit Anfang der 1990er Jahre die Zahl brütender Kiebitze in Deutschland auf etwa ein Viertel gesunken, während die Bestände des Rebhuhns bereits seit den 1970er Jahren auf ein Bruchteil des ursprünglichen Umfangs geschrumpft sind. Neueste Daten (Beilage) belegen, dass seit 2008 die Bestände von 26 der 30 Feldvogelarten abnehmen. Für Wachtel (Coturnix coturnix), Neuntöter (Lanius collurio) und Grauammer (Emberiza calandra, Syn. Miliaria calandra) bedeuten diese Rückgänge das Ende einer stabilen oder gar positiven Entwicklung. "Wer in unseren Landschaften unterwegs ist, erkennt den rasanten Wandel: Wo bis vor kurzem Wiesen und Weiden das Auge erfreuten und vielen Tier- und Pflanzenarten Lebensraum boten, stehen heute monotone Maisäcker. Wir laufen Gefahr, den 1962 von Rachel Carson vorhergesagten 'stummen Frühling' tatsächlich zu erleben", warnte Tschimpke.