Kwaliteit beoordeling bestrijdingsmiddelen in Nederland ver onder de maat

Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de kwaliteit van het werk van het Ctgb (Commissie toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) onderzocht. Reden voor onderzoek waren de opmerkingen van voormalig voorzitter Tommel van het Ctgb dat de toelatingscommissie haar eisen wil versoepelen om beter te kunnen concurreren met buitenlandse toelatingscommissies en zodoende meer opdrachten van de industrie ’binnen te halen’. De Tweede Kamer vreesde vervolgens voor een ’race to the bottom’. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat er alle aanleiding is te vrezen dat het Ctgb meedoet aan een ’race to the bottom’ en wordt deze week aan de Tweede Kamer aangeboden.

1.Bij de besluiten van het Ctgb wemelt het nog steeds van de dubieuze constructies om niet of niet-volledig beoordeelde bestrijdingsmiddelen op de markt te houden.

In de periode Tommel/Boley (vrml. voorzitter/directeur) werd de wettelijke taak om bestrijdingsmiddelen te beoordelen verwaarloosd en ging alle aandacht uit naar het op de markt houden van een breed pakket aan middelen voor de landbouw. Dit ging gepaard met talloze juridische 'innovaties' (afronding besluitvorming, opschorting vervallen toelating, voornemen inperking, etc.), vele malen herhaald, om middelen zonder toereikende veiligheidsstudies of toereikende beoordeling jarenlang op de markt te houden. Na 25 jaar Ctgb zijn er nog steeds veel middelen die niet volledig beoordeeld zijn (pyridaben, folpet) en worden mens en milieu slecht beschermd tegen de risico’s van het gif.
2.De kwaliteit van de besluiten van het Ctgb is ver onder de maat.

Het Ctgb past in vele gevallen bij haar besluiten verouderde inzichten toe die tot een onderschatting leiden van de werkelijke risico’s (lozing vanuit akkers en kassen). Deels komt dit doordat het ministerie van EZ bepaalt welke modellen het Ctgb mag gebruiken; het Ctgb loopt dus aan de leiband van het ministerie en kan dus ook geen goede wetenschappelijke beoordelingen uitvoeren. Het Ctgb heeft daarnaast veel te weinig kennis van de daadwerkelijke situatie van de lozing van bestrijdingsmiddelen in het milieu en ontbeert kennis van de wetenschappelijke literatuur en inzichten (onjuiste beoordeling imidacloprid in 2011). De besluiten rusten op beperkte wetenschappelijke gronden en pakken doorgaans gunstig uit voor de industrie (fipronil, fenpropadin).
3.Het Ctgb beschermt het specifieke Nederlandse milieu niet of nauwelijks; tientallen bestrijdingsmiddelen met hoge risico’s voor vogels, bijen, etc. zijn vrijwel ongeclausuleerd op de Nederlandse markt toegelaten.
Als de Europese Voedselautoriteit EFSA hoge risico’s voor vogels, bijen, zoogdieren, of waterorganismen vaststelt (bijv. fenpropadin, glufosinaat) kijkt het Ctgb de andere kant op en vaardigt geen verbod uit en treft ook geen beschermende maatregelen. De vereisten uit de Europese opnamebesluiten voor bestrijdingsmiddelen zoals het treffen van maatregelen voor het milieu of het eisen van aanvullend onderzoek van de fabrikant (amitrol, folpet) worden door het Ctgb genegeerd. In de schaarse gevallen dat wel de effecten op het milieu worden onderzocht, baseert het Ctgb zich vooral op algemene Europese gegevens (voor bijvoorbeeld imidacloprid extrapolatie van Franse zonnebloemen naar allerlei Nederlandse gewassen) en neemt voor het Nederlandse milieu veelal genoegen met aannames of beweringen van de fabrikant (pyridaben, fipronil). In een reactie bevestigt de toxicoloog Henk Tennekes deze conclusie aan de hand van het Ctgb beleid over imidacloprid. Het is onverteerbaar dat het Ctgb mijn baanbrekende werk over de risico's van neonicotinoiden (bijlage) jarenlang heeft genegeerd, en pas in actie kwam toen mijn werk in de laboratoria van Paul van den Brink volledig bevestigd werd, aldus Tennekes.

Bron: Pesticide Action Network Europe, 4 juni 2013
http://www.pan-europe.info/News/PR/130604.html

Henk Tennekes

do, 06/06/2013 - 11:26

In 2010 heeft de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes zijn ontdekking van 2009 dat de blootstellingstijd een versterkende werking op de toxiciteit van imidacloprid en thiacloprid voor ongewervelde dieren heeft, gepubliceerd in het vaktijdschrift Toxicology (zie bijlage). Deze versterkende werking van de tijd werd door Hermann Druckrey en Karl Küpfmüller theoretisch verklaard door omomkeerbaarheid van zowel de receptor binding als ook van de werking die van deze receptor binding uitgaat. De werking is dan proportioneel aan de dubbele integraal van concentratie over tijd, hetgeen neerkomt op een versterkende werking van de blootstellingstijd. Er is sinds 2004 sprake van zware oppervlaktewater verontreiniging met imidacloprid, die vooral in het westen van Nederland goed gedocumenteerd is, en deze milieuverontreiniging met imidacloprid vormt een dodelijke bedreiging voor ongewervelde dieren. Naar aanleiding van de Tennekes publicatie van 2010 had een beperking van de toepassingen van imidacloprid voor de hand gelegen. Henk Tennekes heeft sinds 2009 meerdere pogingen gedaan Wageningse experts van het immense gevaar van imidacloprid te overtuigen (echter zonder enig resultaat):
- Op 30 oktober 2009 tijdens een extra bijeenkomst van de werkgroep ‘Bestuivende insecten en gewasbeschermingsmiddelen en biociden’, die ook wel wordt aangeduid als de 'spuitschadecommissie'. In deze commissie die het Ctgb advies geeft, heeft een scala van organisaties zitting: o.a. Bijen@WUR, NBV, nieuwe Voedsel & Waren Autoriteit (nVWA), Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en farmaceuten (producenten);
- Op 3 november 2010 tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer van de Vaste commissie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie over het Wetsvoorstel Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving voor het op de markt brengen en het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;
- Op 25 mei 2011 tijdens een voordracht in het Bijenhuis in Wageningen over de relatie tussen het gebruik van neonicotinoïde insecticiden en de verhoogde bijensterfte. Dit op uitnodiging van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in het kader van een herbeoordeling van de neonicotinoiden naar aanleiding van een aangenomen Tweede Kamer motie.

U zult echter in het herbeoordelingsrapport van het Ctgb (zie bijlage) tevergeefs zoeken naar een evaluatie van het Tennekes artikel, alhoewel staatssecretaris Bleker tijdens het algemeen overleg van de commissie ELI op 07-09-2011 glashard beweerde dat de visies van onafhankelijke wetenschappers waren meegenomen bij de herbeoordeling van de neonicotinoiden door het Ctgb. Over deze uitspraak van Bleker ontstond een felle discussie met PvdD Kamerlid Esther Ouwehand, die de staatssecretaris verweet de Kamer onjuist te informeren. Het Ctgb schreef op 20 februari 2012 dat er geen reden was de herbeoordeling neonicotinoïden te herzien en Staatssecretaris dr. Bleker schreef op 13 maart 2012 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer over het werk van Tennekes: "Met behulp van de reactie van het Ctgb concludeer ik dat de artikelen (van o.a. Tennekes) geen ander licht werpen op de eerder uitgevoerde beoordeling van de groep van middelen gebaseerd op neonicotinoïden." Ondertussen werd in Wageningen een experimentele inhaalslag uitgevoerd in het laboratorium van Paul van den Brink om de chronische toxiciteit van imidacloprid voor aquatische ongewervelden te onderzoeken. De resultaten hebben de Tennekes publicatie in alle opzichten bevestigd. Het is onverteerbaar dat het Ctgb het werk van deze gerenommeerde toxicoloog jarenlang heeft geignoreerd.

Bronnen: deze website