Bij 80% van de jeugd op het Franse boerenland worden storingen in de hormoonhuishouding vermoed

Le Monde brengt een rapport naar buiten van de vereniging Générations futures. Daaruit zou blijken dat 80% van de jeugd in Franse landbouwgebieden (graan, in het Noorden, en druiven in het Oosten en Zuid-Westen van het land) endocrinologisch besmet moet worden geacht door het gebruik van gifstoffen die in de landbouw als gewasbescherming worden gebruikt. Slechts 2% van de jeugd is afkomstig uit gezinnen die in de landbouw actief zijn. Het gaat om een kleine steekproef onder 30 kinderen. Opvallend is het grote aantal residutypen dat is aangetroffen. Er werden 624 verschillende residuen aangetroffen, circa 21 per kind.

In Frankrijk en de EU bestaan groeiende zorgen over de endocrinologische gevolgen van blootstelling aan gewasbeschermende gifstoffen. De kennis op het gebied van hun effecten is nog nauwelijks ontwikkeld, terwijl het gevoel dat ze diepgaande effecten op langere termijn kunnen hebben toeneemt. Ethisch ontwikkelt zich dan ook een discussie over onze endocrinologische integriteit. De studie suggeert de gedachte dat die meer wordt aangedaan zonder ons medeweten en zonder onze toestemming dan we zelfs maar konden vermoeden. Dat is op zijn minst gevoelsmatig een onderwerp dat het debat verder zal voeden. Inmiddels verbood Stéphane Le Foll, Frankrijks minister van landbouw, het spuiten overdag.

Bron: Foodlog, 30 april 2014
http://www.foodlog.nl/short-news/detail/80-jeugd-in-franse-landbouwgebi…

Henk Tennekes

wo, 30/04/2014 - 13:46

Bij de risico-analyse van pesticiden wordt er nog steeds van uitgegaan, dat voor iedere stof , behalve voor DNA-beschadigende kankerverwekkende stoffen (genotoxische carcinogenen) die stapelingseffecten veroorzaken, een veilige dosis definieerbaar is, de zogenaamde ADI (acceptable daily intake). Dat concept staat naar mijn oordeel op losse schroeven sinds de ontdekking van grote overeenkomsten in het dosis-werkings-profiel van genotoxische carcinogenen en sommige niet-genotoxische stoffen, zoals neonicotinoiden en methylkwik. Veel meer moet er nu volgens mij van uit worden gegaan dat stapelingseffecten niet alleen bij genotoxische stoffen voorkomen, maar ook denkbaar zijn bij niet-genotoxische stoffen, via moeilijk omkeerbare receptorbindingen of moeilijk omkeerbare werkingen die door receptorbindingen worden veroorzaakt. Veel pesticiden hebben in hogere doseringen werkingen op de hormoonhuishouding. Als bij lagere doseringen van dergelijke stoffen stapelingseffecten kunnen optreden, kan zeker niet worden uitgesloten dat na verloop van tijd klinisch meetbare endocriene effecten optreden.