Butterflies

Butterfly population in steep decline in the Netherlands

The butterfly population in the Netherlands declined further in 2012 and has currently reached the lowest level during the past twenty years. The number of butterflies requiring a grassland habitat has dropped dramatically in agricultural areas. Not only many rare butterfly species, but also many common species have struggled to survive in recent years, but 2012 was an exceptionally bad year butterfly-wise. The butterfly population shrank to the lowest level since 1992. Rare species like the large chequered skipper and the tree grayling are doing very poorly, but more common species like the peacock butterfly and the large white are not doing well either. The situation for butterfly species in the past commonly found in grasslands has deteriorated dramatically. The population of so-called ‘farmland butterflies’ was reduced to one quarter compared to 1992. The small skipper seems to have vanished from agricultural areas; the wall brown is no longer found in many parts of the Netherlands. Just over half of all butterfly species found in the Netherlands are severely in decline compared to 1992; one quarter of species are seriously under threat.

The iconic monarch butterfly has failed to return to NZ gardens in the usual numbers this year

The monarch butterfly (Danaus plexippus) is synonymous with Kiwi summers, but experts are concerned the iconic orange insect has failed to return to NZ gardens in the usual numbers this year.
Butterfly researchers are gathering in Auckland next month to figure out what has happened to the population of native butterflies usually seen en masse nationwide. "We've heard from many monarch lovers in Canterbury and Otago that the monarchs haven't returned this summer - and it's something that's got us baffled," says Jacqui Knight, secretary of the Monarch Butterfly NZ Trust. "Monarchs are an indicator species, telling us a lot about how other insects are going, and this is something to watch closely as we need our insects." The conference, at Unitech on March 16 and 17, will also discuss some of New Zealand's less visible species and ways they can be encouraged into an urban garden.

Slechts 35% van de Nederlandse nachtvlinders is momenteel niet bedreigd

Deze schokkende conclusie staat in de voorstudie voor een Rode Lijst, die is opgenomen in het boekje ‘Nachtvlinders belicht’, dat op zaterdag 2 maart zal worden gepresenteerd tijdens de Landelijke Vlinderdag van De Vlinderstichting in de Junushoff in Wageningen. Van de 841 soorten nachtvlinders die zijn meegenomen in de berekeningen zijn er 70 al uit ons land verdwenen, 63 soorten zijn ernstig bedreigd en 102 staan als bedreigd op de lijst. Ruim 230 soorten zijn kwetsbaar of gevoelig, terwijl er nog geen 300 soorten in de categorie ‘momenteel niet bedreigd’ vallen. Over 81 soorten kon geen uitspraak gedaan worden. De achteruitgang die duidelijk wordt bij nachtvlinders versterkt de vermoedens dat ook veel andere soorten insecten die een belangrijke rol vervullen in de voedselketen, zoals vliegen, kevers en bijen, sterk achteruitgaan. Uit Groot-Brittannië komen vergelijkbare berichten.

De graslandvlinderstand is sinds 1990 met bijna 70% afgenomen

Binnen Europa gaan elf soorten graslandvlinders achteruit, zijn twee stabiel en van vier soorten is de Europese trend onzeker. Geen enkele soort blijkt duidelijk vooruit te gaan. De Europese Graslandvlinderindicator laat een voortdurende daling zien sinds 1990; in het onderzoeksgebied is de graslandvlinderstand sindsdien met bijna 70% afgenomen. Extensief beheerde graslanden, met een lage begrazingsdruk of hooilandbeheer en een minimaal gebruik van pesticiden en mest, bieden een ideale leefomgeving voor vlinders. In korte tijd verdwenen dergelijke graslanden uit het Nederlandse landschap door intensivering van de landbouw. Sindsdien zijn graslandvlinders hoofdzakelijk beperkt tot graslandvegetaties in natuurgebieden. Hetzelfde gebeurde in de landen om ons heen. In Oost- en Zuid-Europa komen deze extensief gebruikte graslanden nog op grote schaal voor, maar als ze vlak en voedselrijk zijn worden ze nu versneld omgezet in intensieve graslanden en akkers. Steile, natte, droge of anderszins minder productieve graslanden worden daarentegen verlaten (abandonment). Veel vlinders kunnen tijdelijk profiteren van het gebrek aan beheer en een paar jaar lang deze net verlaten graslanden in grote aantallen bevolken. Maar na verloop van tijd gaan struiken overheersen en blijft er uiteindelijk geen plaats over voor de rijke graslandflora en bijbehorende vlinderfauna.

The European Butterfly Indicator for grassland species shows that since 1990, butterfly populations have declined by almost 70%, indicating a dramatic loss of grassland biodiversity

The European Butterfly Indicator for grassland species is based on 3,000 transects in national butterfly monitoring schemes in fifteen countries all over Europe. The indicator shows that since 1990, butterfly populations have declined by almost 70%, indicating a dramatic loss of grassland biodiversity. Of the seventeen species in the indicator, ten have declined in Europe and two have remained stable. For five species the trend is uncertain. The main driver behind the decline of grassland butterflies is the change in rural land use: agricultural intensification where the land is relatively flat and easy to cultivate, abandonment in mountains and wet areas, mainly in Eastern and Southern Europe. The implementation of the Natura 2000 areas will be most beneficial in the intensified parts of Europe, especially Northwest Europe, whereas the support of High Nature Value farmland is vital to stop abandonment, especially in Eastern and Southern Europe.

Veel kenmerkende broedvogels, libellen en dagvlinders van de duinen gaan de laatste tijd achteruit

Veel vogelsoorten, waaronder vooral soorten van open duinen, zijn sinds 1990 achteruitgegaan. Veel dagvlinders komen in 1992 minder voor dan halverwege de vorige eeuw en een aantal soorten gaat ook na 1992 nog achteruit. De meeste dagvlinders komen vooral in de droge duinen voor; vlinders van vochtige duinvalleien zijn al lang geleden vrijwel verdwenen. Als geheel gaat de groep van libellen in de duinen sinds 1999 achteruit. De trend van drie soorten is nog onzeker en één soort, de paardenbijter vertoont een sterke achteruitgang. De larven van libellen komen alleen in zoetwater voor. Daarom zijn libellen in het duin gebonden aan de vochtige delen van het duin waar voldoende zoetwater is voor de voltooiing van de levenscyclus.

Waarschuwingen over de mogelijke rol van milieuverontreiniging met neonicotinoiden bij sterk dalende populaties van vogels, kikkers, egels, vleermuizen en andere insectenetende dieren zijn niet ver gezocht en moeten serieus worden genomen

Imidacloprid werd gevonden in 89% van watermonsters die werden genomen in agrarische gebieden van Californië, en in 19% van de monsters werd de maximaal toegestane concentratie van 1,05 microgram / L, zoals vastgesteld door Environmental Protection Agency (EPA), overschreden. In Nederland kwam imidacloprid in meetbare hoeveelheden voor in 30% van de 4.852 watermonsters die door Waterschappen werden verzameld tussen 1998 en 2007. Deze cijfers geven aan dat er inmiddels een wijdverbreide besmetting is van het oppervlaktewater met zeer langzaam afbreekbare (persistente) systemische insecticiden. Het eerste gevolg van deze besmetting is de geleidelijke vermindering, en mogelijk het verdwijnen van hele populaties van aquatische geleedpotigen in de getroffen gebieden. Aangezien de tijd de bepalende variabele bij dit proces is, kan er van worden uitgegaan dat, wanneer deze verontreiniging zich de komende jaren in het huidige tempo voortzet, de biodiversiteit en de functionaliteit van vele aquatische ecosystemen ernstig zal worden aangetast. Omdat deze organismen bovendien een primaire bron van voedsel voor een groot aantal soorten van gewervelde dieren zijn (bijv. vissen, kikkers en vogels), zal de uitputting van hun belangrijkste voedselbron onvermijdelijk indirecte effecten hebben op deze dierlijke populaties. Het geval van de patrijs (Perdix perdix) in Engeland is een voorbeeld van hoe een combinatie van herbiciden en insecticiden indirect de ondergang van een soort kan veroorzaken door de teloorgang van onmisbare voedselbronnen. Daarom zijn waarschuwingen over de mogelijke rol van milieuverontreiniging met neonicotinoiden bij de sterk dalende populaties van vogels, kikkers, egels, vleermuizen en andere insectenetende dieren niet ver gezocht en moeten serieus worden genomen.

Zum Schutz der bedrohten Bienenvölker müssten nach Überzeugung des Naturschutzbundes Thüringen größere Gebiete im Freistaat pestizidfrei sein

Nötig seien zumindest zehn Prozent der landwirtschaftlich genutzten Flächen und der Naturräume für die Artenvielfalt, forderten der stellvertretende Nabu-Landeschef Rainer Hanke und die Thüringer Imkerverbände am Dienstag (12.02.2013) in Weimar. Vor allem Umweltgifte und Pflanzenschutzmittel dezimierten die wichtigen Insekten, erklärte Hanke. Dies habe gravierende Auswirkungen auf das gesamte Ökosystem. So gehe die Zahl der bestäubten Blütenpflanzen seit Jahrzehnten zurück. "Die Insekten bilden die Grundlage der Nahrungsmittelpyramide", betonte Mike Wünscher vom Landesverband der Buckfastimker Thüringen und Sachsen-Anhalt. Inzwischen sei es normal, wenn 10 bis 20 Prozent einer Bienenpopulation den Winter nicht überlebten. Vor 30 Jahren hätte die Sterblichkeit noch bei unter 2 Prozent gelegen, fügte er hinzu. Unterstützung bekamen die Bienenfreunde von der Grünen-Fraktion und der Linkspartei im Landtag. Laut einer EU-Richtlinie müssen derzeit sieben Prozent der landwirtschaftlichen Betriebsflächen für die sogenannte Biodiversität (Artenreichtum, biologische Vielfalt) reserviert werden. Nach Angaben der Thüringer Imkerverbände werden in Thüringen etwa 18.700 Bienenvölker von rund 2350 Imkern betreut. Damit kommt nur etwa ein Volk auf jeden Quadratkilometer des Freistaats. Für eine angemessene Bestäubung werde aber eine vierfache Population benötigt.

Warnings about the possible role of environmental contamination with neonicotinoids in steeply declining populations of birds, frogs, hedgehogs, bats and other insectivorous animals are not far fetched and should be taken seriously

Imidacloprid was detected in 89% of water samples in agricultural areas of California, with 19% exceeding the US Environmental Protection Agency’s chronic invertebrate Aquatic Life Benchmark of 1.05 μg/L. In the Netherlands, imidacloprid appeared in measurable quantities in 30% of the 4,852 water samples collected between 1998 and 2007. These figures indicate there is already a widespread contamination of waterways and estuaries with persistent systemic insecticides. The first consequence of such contamination is the progressive reduction, and possible elimination, of entire populations of aquatic arthropods from the affected areas. As time is a critical variable in this type of assessment, it is envisaged that should this contamination continue at the current pace over the years to come the biodiversity and functionality of many aquatic ecosystems will be seriously compromised. Secondly, as these organisms are a primary food source of a large number of vertebrates (e.g. fish, frogs and birds), the depletion of their main food resource will inevitably have indirect impacts on the animal populations that depend on them for their own survival. The case of the partridge in England is an example of how a combination of herbicides and insecticides can bring the demise of a non-target species by indirectly suppressing its food requirements. Therefore, warnings about the possible role of environmental contamination with neonicotinoids in steeply declining populations of birds, frogs, hedgehogs, bats and other insectivorous animals are not far fetched and should be taken seriously.

De koninginnenpage had in 2012 in Nederland het slechtste jaar sinds 1999

De koninginnepage (Papilio machaon) is de grootste onder onze inheemse dagvlinders en voor velen ook de mooiste. De soort wordt gevonden op zowel droge als vochtige graslanden waar een hele reeks planten voorkomen van de familie van de schermbloemigen Umbelliferae, maar komt niet voor op plaatsen met intensieve landbouw. De koninginnepage kan verspreid over heel Vlaanderen waargenomen worden, voornamelijk in heuvelachtige streken. Hij is zeldzamer in Nederland, waar hij alleen te vinden is in het zuiden. Hij werd in Nederland ook in 2012 nog wel op veel plekken gevonden, maar de aantallen waren dramatisch laag. Sinds 1999 had de koninginnenpage niet meer zo'n slecht jaar.