De Maartensdijkse weidevogels zijn binnen enkele decennia zo goed als uitgestorven

Veel heb ik in de afgelopen veertig jaren in de omgeving van het dorp Maartensdijk zien veranderen in de samenstelling van de vogelwereld. Een aparte plaats nemen gegevens in die betrekking hebben op waamemingen die ik deed in het weilandgebied direct ten zuiden van het dorp, gelegen tussen Prinsenlaan in het oosten, het fietspad Oostveense Pad in het westen en de Nieuwe Weteringseweg in het zuiden. Die veranderingen zijn voor wat betreft de weidevogels dramatisch. Een herstel is nauwelijks te verwachten. Er was een decimering van het aantal broedende kieviten in het gebied ten zuiden van Maartensdijk: waren het in 1986 meer dan zestig paren, in de jaren daarvoor en tot in de jaren negentig vele tientallen, in 2009 en 2010 zal het aantal in dat gebied hooguit nog 10% van het eerdere broedbestand hebben bedragen. De grutto is in de loop van de jaren negentig uit de weilanden ten zuiden van Maartensdijk verdwenen. Ook de veldleeuwerik is hier aan het eind van de jaren negentig uitgestorven. De tureluur hield lang stand maar ruimt tenslotte in 2008 hier ook het veld.

Kievit Vanellus vanellus:
De kievit behoort tot de groep der plevieren. Het zijn vogels die gebonden zijn aan open, niet of spaarzaam begroeide terreinen. Kieviten voelen zich thuis in natte en matig bemeste graslanden waar grasgroei laat op gang komt en die vroeger in grote delen van ons land voorhanden waren. Als oogjager zoeken zij lopend hun voedsel. Zelfs de vroegst broedende kieviten worden in de moderne graslanden na een broedtijd van ca vier weken geconfronteerd met een dermate hoge grasmat dat hun jongen letterlijk niet meer uit de voeten kunnen. De inmiddels gedecimeerde populatie kieviten in de Maartensdijkse regio broedt nagenoeg uitsluitend nog op maispercelen of ingezaaide graspercelen die een in het begin van de broedcyclus geschikt, want kaal, broedhabitat vormen. Uit mijn dagboekaantekeningen blijkt dat er in de jaren zeventig en tachtig in de weilanden ten zuiden van Maartensdijk (tot aan de Nieuwe Weteringseweg) vele tientallen paren gebroed hebben. In de jaren negentig en in de eerste helft van het daaropvolgende decennium constateer ik nog enkele tientallen paren tussen Prinsenlaan en het nieuwe fietspad. Opvallend is dat een groeiend aantal paren zich op maispercelen heeft gevestigd en de graslanden als broedplek heeft verlaten. Geleidelijk maar gestaag neemt het aantal baltsende en broedende kieviten in de tweede helft van het eerste decennium van deze eeuw af tot ik in 2009 en 2010 nog maar maximaal zes paren heb kunnen vaststellen tussen Prinsenlaan en Oostveense Pad en een enkel paar westeüjk van dat fietspad, alle op maispercelen. In de jaren zeventig noteer ik (1978) "Er zijn in feite veel meer kieviten lijkt mij dan vorige jaren. (Kievitsnesten vanuit huis gelocaliseerd!)". Op 19 april 1986 noteer ik in mijn vogeldagboeken: "In weilanden N van dorp zeer veel kieviten. Op één plaats (O. van fietspad) zie ik drie kieften op 't nest zitten, elk niet meer dan 30-40 meter van elkaar. Aan de andere kant daar 2 nesten op nog geen 15 meter van elkaar! 't Lijken wel koloniebroeders." Op 19 mei noteer ik: "In weilanden achter - d.i. achter nüjn huis aan zuidzijde van Maartensdijk - v.a. fietspad zeer veel jonge kieviten van verschillende leeftijd." Later, vanaf 2004, constateer ik dat enerzijds jonge kievitjes onmogelijk "uit de voeten kunnen" in het in het vroege voorjaar al hoge gras, voorts dat er alom eind april al gras is geoogst en dat het aantal kraaien snel gegroeid is. Tegelijkertijd vraag ik mij af wat er van jonge kieviten terecht moet komen nu er op de maispercelen geregeld tientallen grote meeuwen (kleine mantelmeeuwen) komen foerageren.
Grutto Limosa limosa:
In de jaren zeventig noteer ik in 1974 voor het gebied ten zuiden van het dorp drie, mogelijk meer dan vijf paar, baltsende grutto's. In het gebied ten noorden van het dorp zijn in dat jaar diverse paren aanwezig. In 1973 broedden volgens jachtopziener Van Eek drie a vier paren in het gebied ten zuiden van het dorp. In de jaren negentig is in het gebied ten zuiden van het dorp het aantal broedende grutto's teruggelopen tot misschien nog één enkel succesvol paar in de eerste helft van het decennium. In de tweede helft van de jaren negentig moet ik voor dit deelgebied vaststellen dat er niet meer (met succes) gebroed is.
Veldleeuwerik Alauda arvensis:
In de jaren zeventig en tachtig is de veldleeuwerik in het gebied ten zuiden van Maartensdijk blijkens mijn waamemingen duidelijk aanwezig. Op iedere wandeltocht in het land maar ook vanuit huis is de zang steeds te horen. In de loop van de jaren negentig worden de waamemingen echter steeds schaarser tot ik in de tweede helft van dat decennium mogelijk nog één vogel hoor zingen vanaf het Oostveense Pad (1998). Deze oerhollandse vogel van het platteland is ten zuiden van Maartensdijk aan het eind van de jaren negentig uitgestorven.
De tureluur Tringa totanus is in de jaren zeventig en tachtig duidelijk in het Maartensdijkse weidegebied aanwezig. De tureluur houdt in het gebied ten zuiden van het dorp lang stand, zij het steeds in gering aantal (maximaal drie tot vijf paar), maar ruimt tenslotte in 2008 hier het veld.

Bron: Drs. L. J. Draaijer, bioloog (artikel in de bijlage)

Henk Tennekes

Sun, 07/01/2012 - 10:15

De kievit Vanellus vanellus komt vrijwel overal in ons land voor maar getalsmatig met een zwaar accent op de door open graslanden gedomineerde delen van West- en Noord-Nederland en het Rivierengebied. De soort foerageert in agrarisch gebied zowel op graslanden als op akkers. De kievit eet bodemfauna, vooral ongewervelden die van het bodemoppervlak of uit de bovenste bodemlagen worden geprikt, zoals wormen en insecten. De kievit was één van de weinige soorten die zich tot voor kort goed in stand kon houden op akkers en weilanden in Nederland. De broedpopulatie, die in 1998-2000 op 200.000 - 300.000 paar werd geschat, vertoont volgens SOVON echter sinds 1990 een significante afname van <5% per jaar. Volgens de Vogelbescherming is het huidige broedbestand ten opzichte van 1980 met 40% afgenomen. Uit het gedetailleerde verslag van de bioloog Draaijer blijkt dat de falende voortplanting van de kievit in Maartensdijk hand in hand gaat met het toenemende gebruik van neonicotinoide insecticiden sinds het begin van de jaren 1990. Een op maisvelden broedende kievit zal geen nageslacht voortbrengen, omdat er door de behandeling van het zaadgoed met neonicotinoiden een gebrek aan insecten en mogelijk ook regenwormen (onmisbare eiwitbronnen voor de kievit kuikens) op en vlak onder het bodemoppervlak ontstaat. Kuikens van de Kievit zijn nestvlieders en moeten vanaf het moment dat ze uit het ei kruipen zelf hun eten bij elkaar zoeken. De tijd waarin kuikens in het veld kunnen voorkomen bestrijkt de langste periode van alle steltlopers en loopt van begin april tot eind juli. Kuikens hebben 35 tot 40 dagen nodig om vliegvlug te worden. In Nederlandse graslanden vormen bodembewonende prooidieren zoals loopkevers (Carabidae) en bovengronds aanwezige regenwormen (Lumbricidae), de hoofdmoot van het voedsel.
Bronnen:
http://www.boerenlandvogels.nl/content/de-kievit-kan-zich-sinds-1990-ni…
Ecologische kenmerken van weidevogeljongen en de invloed van beheer op overleving. Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Rapport DK nr. 2008/090. Ede, 2008 (bijlage)