De spreeuw neemt in de stad alarmerend hard in aantal af - daling van 40% in de laatste 20 jaar

Met een afname van meer dan 40 procent in de afgelopen twintig jaar komt de spreeuw (Sturnus vulgaris)zoals het er nu naar uitziet op de Rode Lijst voor bedreigde vogels te staan. Dit blijkt uit de nieuwe Stadsvogelbalans van Vogelbescherming Nederland (bijlage). In de Stadsvogelbalans worden de trends van alle broedvogels in de stad weergegeven. De stadsvogelbalans is samengesteld op basis van telgegevens van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Het geeft de meest recente stand van de broedvogels in de stad weer. Van de 63 onderzochte soorten gaan er 20 achteruit. Ook parkvogels zoals de roodborst (Erithacus rubecula) en winterkoning (Troglodytes troglodytes) nemen over de hele linie af.

Het moleculaire mechanisme van eenvoudige verbanden tussen het niveau van blootstelling en giftige werkingen in de loop van de tijd

Om de toxiciteit van chemicaliën in organismen te kunnen begrijpen is het nodig kennis te vergaren over de moleculaire mechanismen en het verband tussen het niveau van blootstelling en de toxische effecten die in de loop van tijd worden waargenomen. Onze huidige kennis over dergelijke relaties wordt vooral verklaard vanuit een toxicodynamisch en toxicokinetisch perspectief. Deze publicatie vestigt opnieuw de aandacht op een oude benadering die uitgaat van het werkingsmechanisme en de daaruit voortvloeiende biologische effecten in de loop van de tijd verklaart. Empirische gegevens tonen aan dat het toxiciteitsmodel van Druckrey & Küpfmüller, dat werd gevalideerd voor genotoxische carcinogenen in de vroege jaren 1960, ook van toepassing is op een breed scala van giftige stoffen in de ecotoxicologie. Volgens dit model wordt het karakter van een gif hoofdzakelijk bepaald door de omkeerbaarheid van kritische receptorbinding. Chemicaliën die een onomkeerbare of langzaam reversibele binding met specifieke receptoren aangaan zullen cumulatieve effecten in de tijd veroorzaken, en wanneer de effecten eveneens onomkeerbaar zijn wordt de werking door de tijd versterkt. Dergelijke werkingsmechanismen hebben belangrijke implicaties voor de risico evaluatie. Traditionele risico benaderingen kunnen de effecten van dergelijke toxische stoffen niet voorspellen. Nieuwe evaluatie procedures zijn nodig om het risico van deze chemicaliën voor mens en milieu te evalueren. Een voorbeeld wordt gegeven om te laten zien hoe het risico van toxische stoffen kan worden onderschat bij het gebruik van de huidige risico evaluatie.

Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat er een verband is tussen imidacloprid concentraties en de insectenrijkdom in het oppervlaktewater

Er vliegen de laatste jaren steeds minder insecten rond. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat er een verband is tussen imidacloprid concentraties en de insectenrijkdom in het oppervlaktewater:
http://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0062374. Op bijna de helft van het aantal plekken waar de afgelopen acht jaar in Nederland gemeten is zit er te veel imidacloprid in het water. Sommige metingen gaven zelfs aan dat de concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater 25.000 keer de norm overschreed. Op plekken met te hoge imidacloprid concentraties werden gemiddeld drie keer zo weinig ongewervelde dieren gevonden dan in water dat wel aan de norm voldeed. Ook onder die 13 nanogram per liter grens heeft imidacloprid nog steeds een schadelijk effect op de insectenrijkdom in het water, zo vonden de onderzoekers. De resultaten bevestigen de conclusies van het in 2010 verschenen boek van de toxicoloog Henk Tennekes (The Systemic Insecticides: A Disaster in the Making"): chronische blootstelling van geleedpotigen (arthropoden) aan stoffen die onomkeerbare en zich stapelende beschadigingen in het centrale zenuwstel veroorzaken, leiden tot een milieuramp. In een reactie, die op 11 mei 2013 werd gepubliceerd in de NRC, komen de Utrechtse toxicologen Dr. Henk Vijverberg en Prof. Dr. Bas Blaauboer tot de conclusie dat het onderzoek in een aantal opzichten manco's vertoont en geen argument vormt om de milieunorm voor imidacloprid aan te passen. In een weerwoord schrijft de Utrechtse universitaire docent en auteur Jeroen van der Sluijs dat in het onderhavige geval (imidacloprid en sterke afname van rijkdom van ongewervelden in en om het water) alle drie de vereiste bewijzen om van causaliteit te mogen spreken zijn geleverd. Ingrijpen is nu geen kwestie meer van het voorzorgsprincipe maar van het preventie principe (zie UNESCO COMEST rapport The Precautionary Principle voor uitleg van het verschil), aldus Van der Sluijs. De toxicoloog Henk Tennekes onderschrijft deze visie en is ook van mening dat de waarschuwingen over de mogelijke rol van milieuverontreiniging met neonicotinoiden bij de sterk dalende populaties van vogels, kikkers, egels, vleermuizen en andere insectenetende dieren niet ver gezocht zijn en serieus moeten worden genomen. Groteske overschrijdingen van milieunormen zijn ontoelaatbaar, aldus Tennekes.

De aanwezigheid van 6-chloornicotinezuur in de menselijke urine correleerde met symptomen van overstimulatie van nicotinerge acetylcholine receptoren

Neonicotinoide insecticiden werken als nicotinerge acetylcholine receptor agonisten. Chloropyridinyl neonicotinoiden zijn een subgroep van de neonicotinoiden, en zijn in de handel verkrijgbaar als imidacloprid, nitenpyram, acetamiprid, en thiacloprid. De maximaal toelaatbare residu waarden van acetamiprid voor fruit en thee bladeren zijn nogal hoog in Japan, bijvoorbeeld 5 ppm voor druiven en 30 ppm voor theeblaadjes. 6-chloornicotinezuur (6 CNA) is een veel voorkomende metaboliet bij dieren na blootstelling aan chloropyridinyl neonicotinoïden, maar nog nooit in menselijke urine aangetroffen. Urinemonsters van elf patiënten in de leeftijd van 6-52 jaar, die een Japanse kliniek bezochten van augustus tot december 2008 na symptoombegin met onbekende oorsprong werden binnen 24 uur bij het eerste bezoek en daarna verzameld. 6 CNA werd met LC / MS in de urine aangetoond bij zes van de elf patiënten (IC positieve groep) tot waarden van maximaal 84,8 microgram / L. Veel voorkomende symptomen in de IC-positieve groep waren hoofdpijn, algemene vermoeidheid, vinger tremor, verstoring van het korte termijn geheugen, koorts (> 37,0 C), hoesten, hartkloppingen, pijn op de borst, buikpijn, spierpijn / spierspasmen / spierzwakte, hart afwijkingen (sinus tachycardie, sinus bradycardie of intermitterende WPW syndroom), een hoge inname van vruchten (> 500 g / dag), en een hoge theeconsumptie (> 500 ml. / dag). De patiënten herstelden binnen enkele dagen tot twee maanden door ondersteunende therapie en de beperking van fruit en thee consumptie. Concluderend werd aangetoond dat de aanwezigheid van een gemeenschappelijke metaboliet van chloropyridinyl neonicotinoïde insecticiden, 6-chloornicotinezuur, in de urine van zes patiënten correleerde met symptomen van overstimulatie van nicotinerge acetylcholine receptoren.

Graanetende akkervogels worden slachtoffer van met bestrijdingsmiddelen behandeld zaadgoed

Een Spaanse studie, eerder dit jaar gepubliceerd in het vakblad Ecotoxicology, koppelt het gebruik van pesticiden aan de achteruitgang van de Rode patrijs (Alectoris rufa), een graanetende akkervogel, zo meldt Natuurbericht.be. De Spaanse studie onderzocht het effect van behandelde zaden op de overleving en het voortplantingssucces bij Rode patrijs. In de studie werden drie verschillende pesticiden getest: de fungiciden Thiram en Difenoconazole en de neonicotinoïde insecticide Imidacloprid. Kuikens kregen gedurende een periode van 10 dagen, behandelde granen te eten. "Tweeënveertig procent van de kuikens die met Thiram behandelde zaden gevoederd kregen stierven, voor Imidacloprid liep het sterftecijfer zelfs op tot 58 procent. Daarbovenop traden ook effecten op zoals een verlaging van de concentraties cholesterol, proteïnen, calcium en magnesium in het bloedplasma van de Rode patrijs, wat wijst op uitputting. Ook de eieren waren gemiddeld kleiner en eieren werden minder bevrucht." Veel typische akkervogels, zoals de patrijs (Perdix perdix), de grauwe gors (Miliaria calandra, Synoniem: Emberiza calandra) en de ringmus (Passer montanus), zijn afhankelijk van granen, en kunnen bij het foerageren in contact komen met behandelde zaden.

The never ending story - de Nederlandse weidevogels leggen het loodje

Neemt het aantal broedende weidevogels in Nederland al gestaag af, dit jaar zal de daling nog groter zijn, verwacht Aletta van der Zijden van het Landschapsbeheer Zuid-Holland. Het Landschapsbeheer Zuid-Holland draagt zorg voor het landschap. Ze geeft voorlichting en stuurt vrijwilligers zoals weidevogelaars en wilgenknotters aan. Enkele cijfers: Het eerste kievitsei in alle provincies van Zuid-Holland werd in 2011 tussen 6 en 17 maart gevonden. In 2012 was dat tussen 10 en 19 maart. Dit jaar werden de eerste eieren tussen 21 maart en 8 april gevonden.

The never ending story - Imidacloprid wordt in 36% van de watermonsters uit Limburgse beken en sloten boven de norm aangetroffen

Waterschap Peel en Maasvallei meet regelmatig te hoge concentraties bestrijdingsmiddelen in beken en sloten in Limburg. De metingen gebeuren steekproefsgewijs in verschillende onderzoeken die het waterschap uitvoert. Tien bestrijdingsmiddelen springen eruit, omdat ze in meer dan 10% van de monsters zijn gevonden in gehalten boven de norm. In deze gehalten is schade te verwachten aan planten en dieren in het water. Twee van deze top tien stoffen zijn neonicotinoiden die in verband worden gebracht met de sterfte van bijen. Imidacloprid (een van deze neonicotinoiden) wordt zelfs in 36% van de monsters aangetroffen boven de norm.

Bayer weet al 13 jaar dat imidacloprid bij bijen riskante effecten zoals desoriëntatie veroorzaakt

Al in 2000 was bij fabrikant Bayer bekend dat het veelgebruikte bestrijdingsmiddel imidacloprid riskante effecten bij bijen kan veroorzaken. Dit blijkt uit drie studies (bijlage) die in Engeland zijn gepubliceerd. De studies zijn openbaar gemaakt door de Britse gezondheids- en veiligheidsautoriteit HSE, op verzoek van een imker. De Nederlandse registratieautoriteit voor bestrijdingsmiddelen, het Ctgb, besloot onlangs dat twee van deze drie studies in Nederland geheim moeten blijven. In deze dertien jaar oude studies worden 'significante subletale effecten' aangetoond. Subletaal is de term voor niet-dodelijke schade aan bijen: het gaat om effecten als gedragsverandering na blootstelling. De studies van Bayer (bijlage) laten zien dat er bij honingbijen na blootstelling aan imidacloprid riskante effecten optreden zoals desoriëntatie.

De kans op hersentumor bij jonge kinderen wordt vergroot wanneer moeder en/of vader voor de zwangerschap met pesticiden in aanraking komen

Dat blijkt uit nieuw Australisch onderzoek. De kans is twee keer zo groot als de ouders tot een jaar vóór de conceptie met gif voor de bestrijding van termieten in aanraking zijn gekomen. Onderzoekers onder leiding van de Australische professor Elisabeth Milne uit Perth hebben de gegevens onderzocht van 303 gezinnen, van wie een kind hersentumor kreeg. Als controlegroep gold een kleine duizend controlegezinnen waar deze specifieke kankervorm niet voorkwam. Het gebruik van voor termieten bestemd gif in en om het huis, waarbij ook het omstreden (landbouw)gif imidacloprid werd ingezet, leidde tot een twee keer zo hoog risico, vertelde ze vandaag in de Australische Daily Telegraph. Bij andere pesticiden was de kans nog steeds rond de dertig procent groter.

De lederschildpad is op weg naar het einde

Met een lengte van ruim twee meter en een gewicht van vijfhonderd tot bijna duizend kilo zijn volwassen lederschildpadden (Dermochelys coriacea) met afstand grootste zeeschildpadden ter wereld. Maar een studie van een wetenschapsteam onder leiding van onderzoekers van de University of Alabama at Birmingham suggereert dat de toekomst er weinig rooskleurig uitziet voor deze goedmoedige giganten. Op de belangrijkste nestplek in de Grote Oceaan, het Indonesische Jamursba Medi Beach, is het aantal nestelende dieren gedaald van 14.455 exemplaren in 1984 naar een schamel aantal van circa vijfhonderd individuen vandaag de dag. Een zeer zorgwekkende ontwikkeling als je bedenkt dat dit gebied geldt als nestplaats voor 75 procent van de populatie in het westelijk deel van de Grote Oceaan. “Als deze achteruitgang zich de komende jaren doorzet, is de kans aanwezig dat het over een jaar of twintig heel lastig wordt voor de lederschildpad om niet uit te sterven”, stelt Thane Wibbels, een professor die gespecialiseerd is in de reproductieve biologie van de soort.