Belangrijke broedbiotopen van steltlopers worden bedreigd door oppervlaktewaterverontreiniging met imidacloprid
De scholekster en grutto zijn in Nederland sinds 1990 gestaag achteruit gegaan. De achteruitgang van de kievit is rond 1995 begonnen. De tureluur deed het lange tijd goed en nam zelfs toe, totdat rond 2000 ook bij deze soort een neerwaartse tendens inzette. Vooral de achteruitgang van de scholekster in de laatste vijf jaar is opvallend groot: gemiddeld per jaar ruim 5%. Bij grutto, kievit, wulp Numenius arquata en watersnip Gallinago gallinago is een vergelijkbare aantalvermindering te zien. De afname is het sterkst in de veengebieden van Noord-Nederland. Opvallend is dat in deze broedbiotoop (weidegebied) het voedselpatroon van steltlopers grote overeenkomsten vertoont. Regenwormen en insecten lijken in weidegebied de sleutel te zijn tot de aanwezigheid van broedende steltlopers. Opmerkelijk is ook dat van de 13 soorten broedvogels die in de trilaterale Waddenzee sinds 1991 een afname laten zien er 11 steltlopers zijn. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat in belangrijke broedbiotopen van steltlopers (zoals kluut, bontbekplevier en strandplevier) in het Deltagebied en de Waddenzee ongewervelde dieren bedreigd worden door extreme verontreiniging van het oppervlaktewater met imidacloprid.