Mensen

Effects of decreases of animal pollinators on human nutrition and global health: a modelling analysis

Anthropogenic declines of animal pollinators and the associated effects on human nutrition are of growing concern. We quantified the nutritional and health outcomes associated with decreased intake of pollinator-dependent foods for populations around the world. We assembled a database of supplies of 224 types of food in 156 countries. We quantified nutrient composition and pollinator dependence of foods to estimate the size of possible reductions in micronutrient and food intakes for different national populations, while keeping calorie intake constant with replacement by staple foods. We estimated pollinator-decline-dependent changes in micronutrient-deficient populations using population-weighted estimated average requirements and the cutpoint method. We estimated disease burdens of non-communicable, communicable, and malnutrition-related diseases with the Global Burden of Disease 2010 comparative risk assessment framework. Assuming complete removal of pollinators, 71 million (95% uncertainty interval 41–262) people in low-income countries could become newly deficient in vitamin A, and an additional 2·2 billion (1·2–2·5) already consuming below the average requirement would have further declines in vitamin A supplies. Corresponding estimates for folate were 173 million (134–225) and 1·23 billion (1·12–1·33). A 100% decline in pollinator services could reduce global fruit supplies by 22·9% (19·5–26·1), vegetables by 16·3% (15·1–17·7), and nuts and seeds by 22·1% (17·7–26·4), with significant heterogeneity by country. In sum, these dietary changes could increase global deaths yearly from non-communicable and malnutrition-related diseases by 1·42 million (1·38–1·48) and disability-adjusted life-years (DALYs) by 27·0 million (25·8–29·1), an increase of 2·7% for deaths and 1·1% for DALYs. A 50% loss of pollination services would be associated with 700 000 additional annual deaths and 13·2 million DALYs. Declines in animal pollinators could cause significant global health burdens from both non-communicable diseases and micronutrient deficiencies.

DDT : pesticide d’hier, cancer d’aujourd’hui

En 1962, la biologiste américaine Rachel Carson alertait l’opinion, dans Printemps silencieux – livre demeuré célèbre pour avoir lancé le mouvement environnementaliste moderne –, sur les risques présentés par le DDT (dichlorodiphényltrichloroéthane). Quatre rapports d’expertise scientifique et une décennie plus tard, le célèbre insecticide était banni des pratiques agricoles aux Etats-Unis, avant d’être peu à peu interdit, partout dans le monde, dans ses usages de protection des cultures. Près d’un demi-siècle s’est écoulé depuis, et le DDT n’a pas fini de faire parler de lui. Une étude publiée mercredi 17 juin dans le Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism (JCEM) suggère que les femmes qui atteignent la cinquantaine paient aujourd’hui le prix de son utilisation. Selon les résultats présentés par Barbara Cohn, directrice du Child Health and Development Studies (Public Health Institute à Berkeley, Californie), et ses coauteurs, les cinquantenaires américaines ayant été le plus exposées au DDT in utero, par le biais de leur mère, ont en effet un risque quadruplé de développer un cancer du sein, par rapport à celles qui ont été le moins exposées à ce perturbateur endocrinien. Pour parvenir à cette conclusion, les auteurs ont utilisé les données d’une grande cohorte de femmes californiennes dont le suivi remonte à plus d’un demi-siècle. Ces femmes ont donné naissance, entre 1959 et 1967, à plus de 20 000 enfants, et plusieurs paramètres biologiques de chaque grossesse ont été enregistrés.

Mens veroorzaakt zesde grote uitstervingsgolf

Op onze planeet is een zesde grote uitstervingsgolf aan de gang, zo waarschuwen wetenschappers opnieuw in een nieuwe studie. En de mens kan een van de eerste slachtoffers zijn. Volgens de studie , die door drie Amerikaanse universiteiten is uitgevoerd, verdwijnen gewervelde diersoorten 114 keer sneller dan normaal. Zonder de mens zouden soorten veel trager uitsterven. Wetenschappers waarschuwen al langer dat de aarde een nieuwe uitstervingsgolf doormaakt, zoals 65 miljoen jaar geleden toen de dinosaurussen verdwenen. Maar zelf bij de meest positieve schattingen sterven soorten nu veel sneller uit in vergelijking met de voorgaande golven. ‘We waren erg verrast hoe erg het is’, zegt professor Gerardo Ceballos. ‘Als dit doorgaat zou het leven miljoenen jaren nodig hebben om zich te herstellen, en zou onze soort waarschijnlijk vroeg verdwijnen.’ Sinds 1900 zijn volgens de studie 477 gewervelde dieren verloren gegaan. Zo’n verlies zou normaal over een periode van 10.000 jaar waargenomen worden. ‘Het is echt een signaal dat we een zesde uitsterving zijn ingegaan, aangedreven door de mens’, aldus Ceballos.

Eine "planet e."-Dokumentation greift die Verdachtsmomente zu den alarmierenden Wirkungen von Ethoxyquin auf

Ethoxyquin ist ein Konservierungsstoff in Viehfutter, der über den Fleischverzehr in den menschlichen Organismus gelangt. Die Wirkungen sind kaum bekannt. Was man aber weiß, ist alarmierend. In einem eigens beauftragten, bisher so noch nie durchgeführten Stichprobentest zeigt "planet e.", dass die Chemikalie in Muttermilch und menschlichem Fettgewebe nachweisbar ist und sich anreichert. Eine andere Studie belegt, dass Ethoxyquin die Erbsubstanz schädigt. Was die Substanz und seine Abbauprodukte im menschlichen Körper insgesamt bewirken, ist quasi unerforscht. Eine der wenigen Wissenschaftler, die sich mit der Giftigkeit von Ethoxyquin befasst haben, ist Dr. Alina Blaszczyk. Bei ihren Forschungen mit menschlichen Blutzellen beobachtete sie, dass die Chemikalie zu Chromosomenbrüchen führt, also die Erbsubstanz schädigt. Mit dieser Beobachtung liegt der Verdacht nahe, dass Ethoxyquin krebserregend ist. Zudem erkannte die norwegische Wissenschaftlerin Dr. Victoria Bohne bei Versuchen mit Ratten, dass die Substanz die Bluthirnschranke überwindet, also bis in das Gehirn vordringt. Für Experten wie den niederländischen Toxikologen Dr. Henk Tennekes ist das Anlass zu größter Sorge. Sein Verdacht: Schon während der Schwangerschaft könnte Ethoxyquin die Gehirnentwicklung von Föten stören.

Neurotoxiciteit studie met Imidacloprid van Bayer CropScience toont mogelijk schadelijke werking op de ontwikkeling van de hersenen aan

Bij neurotoxiciteit studies wordt onder andere onderzocht of pre- of postnatale blootstelling aan een giftige stof invloed heeft op de ontwikkeling van het zenuwstelsel. Bayer Crop Science (BCS) heeft in 2001 een dergelijke studie uitgevoerd met imidacloprid. Imidacloprid werd toegediend via het dieet aan zwangere Sprague Dawley ratten van zwangerschapsdag 0-20 tot en met lactatiedag 21 in doseringen van 0, 100, 250 en 750 ppm, overeenkomend met een gemiddelde dagelijkse dosis van 0, 8, 19 en 54,7 mg / kg / dag . Het nageslacht werd indirect blootgesteld aan imidacloprid over een totaal van 41 dagen (20 dagen in de baarmoeder en 21 dagen via lactatie). Na het spenen op postnatale dag 21 werd onbehandeld voedsel gegeven. De hersenen van 10 dieren / geslacht / groep werden geanalyseerd op postnatale dagen 11 en 75. Op postnatale dag 11 vertoonden vrouwelijke dieren van de 750 ppm groep een verminderde omvang van caudate putamen (-5.5%) en een aanzienlijke vermindering van de omvang van het corpus callosum (-27,6%). Morfometrische hersen metingen werden niet uitgevoerd in de intermediaire en lage dosis groepen. Het EFSA-panel voor gewasbeschermingsmiddelen en residuen (PPR) heeft bezorgdheid geuit over deze resultaten, vooral gelet op de omvang van de daling van het corpus callosum. Het belangrijkste punt van onenigheid tussen BCS en het PPR-panel is de interpretatie van de morfometrische data. BCS betoogt dat imidacloprid geen morfometrische effecten in hun studie heeft veroorzaakt, alhoewel BCS erkent dat hun morfometrisch onderzoek werd beperkt tot de hoge dosis en de controlegroep. Daarentegen ziet het PPR-panel de morfometrische gegevens een bron van zorg door het ontbreken van intermediaire en lage dosis gegevens. Met de beschikbare gegevens is het onmogelijk om een ​​dosis-werkingsrelatie van de morfometrische veranderingen te beoordelen. Er bestaat volgens het PPR-panel grote onzekerheid over de potentiële neurotoxiciteit van imidacloprid. Ook de Amerikaanse EPA had kritiek op het ontbreken van intermediaire en lage dosis gegevens.

EFSA PPR panel expresses concern about a Bayer developmental neurotoxicity study with imidacloprid

Developmental neurotoxicity (DNT) studies are designed to investigate whether pre- or post-natal exposure to a toxicant affects neural development. Bayer conducted such a study with imidacloprid. Imidacloprid was administered in the diet to mated Sprague Dawley rats. The females were treated from gestation day 0 to 20 and then continued through the lactation day 21 at doses of 0, 100, 250 and 750 ppm, corresponding to an average daily intake of 0, 8, 19 and 54.7 mg/kg/day during gestation. The pups were indirectly exposed to imidacloprid for a total of 41 days (20 days in utero and 21 days via lactation). After weaning on postnatal day 21 pups were given untreated feed. Brain tissue from 10 pups/sex/group were analyzed on postnatal days 11 and 75. On post-natal day 11, female pups from the 750 ppm group had a decreased caudate putamen width (-5.5%) and a substantial reduction in the thickness of the corpus callosum (-27.6%). Morphometric brain measurements were not performed in the intermediate and low dose groups. The EFSA Panel on Plant Protection Products and their Residues (PPR) expressed concern about this pattern and although it does not directly demonstrate neurotoxicity, it cannot be dismissed, especially considering the magnitude of decrease in corpus callosum dimension. The major point of disagreement between Bayer Crop Science (BCS) and the PPR Panel is the interpretation of morphometric data. BCS contends that imidacloprid caused no morphometric effects in their DNT study; meanwhile BCS recognizes that their morphometric investigations were limited to the high dose and control groups. By contrast, the PPR Panel considered the morphometric data a source of concern and the lack of intermediate and low dose data as important missing information. Using the available data it is impossible to assess a dose-response relationship for morphometric changes. The level of uncertainty identified in brain morphometry precludes a robust characterization of the DNT potential of imidacloprid.

Neonicotinoide steuern im Nervensystem von Bienen die gleichen Mechanismen an wie Nikotin im Gehirn von Menschen

Bienen fliegen auf bestimmte Pflanzenschutzmittel: Sie meiden mit sogenannten Neonicotinoiden behandelte Pflanzen nicht etwa, sondern steuern sie wohl sogar bevorzugt an. Beim Sammeln von Nektar und Pollen könnten sie deshalb mehr von den Schadstoffen aufnehmen als bisher angenommen, schreiben Forscher aus Großbritannien und Irland im Fachblatt „Nature“. In einer zweiten Studie fanden schwedische Wissenschaftler, dass die Mittel Wachstum und Vermehrung von Wildbienen und Hummeln beeinträchtigen können. „Neonicotinoide steuern im Nervensystem von Bienen die gleichen Mechanismen an wie Nikotin im Gehirn von Menschen“, erläutert die Studienleiterin Geraldine Wright von der Newcastle University. „Die Tatsache, dass die Bienen eine Vorliebe für Neonicotinoid-belastete Nahrung haben, ist besorgniserregend, weil es vermuten lässt, dass die Neonicotinoide ähnlich wie Nikotin als Droge wirken und solche Nahrung besonders belohnend wirkt.“

Henk Tennekes vertelt over zijn werk over neonicotinoïden tijdens afsluiting project de Honingbank in Den Haag

De Honingbank is een kunstproject dat is bedacht door het Franse collectief Parti Poétique (‘Poetische Partij’) en in samenwerking met Stroom Den Haag werd ontwikkeld. Dit project bood een instrument om bijen te sparen: De Bijenspaarrekening. Stroom heeft ervoor gekozen met de Honing Bank te stoppen, waarvoor de organisatorische, financiële en praktische belasting die het project vereist, de belangrijkste redenen zijn. Op vrijdag 14 november 2014 werd het Honing Bank project feestelijk afgesloten. Tijdens deze bijeenkomst vertelde toxicoloog Henk Tennekes over zijn onderzoek naar neonicotinoiden dat hij heeft gedaan m.b.v. een extra bijdrage die de Honing Bank via crowdfunding binnenhaalde.

Miskenning van het aerotoxisch syndroom door de KLM oogst heftige kritiek van gerenommeerde neurologen

Een Boeing 737 gezagvoerder van KLM heeft verleden jaar zijn werkgever aangeklaagd na 'chronische vergiftiging' in de cockpit. De KLM-vlieger meldde zich van tijd tot tijd ziek. De klachten kwamen steeds terug als hij weer aan het werk ging. In 2011 werd hij opgenomen in het ziekenhuis. De advocaat van de man vermoedt dat er sprake is van ernstige ziekteverschijnselen door giftige lucht in de cabine en cockpit. De werkgever van de piloot stelde dat er geen bewijs is voor de relatie tussen de lichamelijk ongemakken en de mogelijkheid van giftige dampen in het vliegtuig en maande de piloot vergeefs weer aan het werk te gaan. Sinds vorige maand krijgt hij geen salaris meer. De discussie rond de mogelijkheid van aerotoxisch syndroom wordt door KLM afgehouden aangezien er nog steeds geen bewijs is. De maatschappij meldt structureel dat er geen officiële gevallen bekend zijn van aerotoxisch syndroom binnen de bemanning. Wel is er een werkgroep binnen de maatschappij die onderzoek doet naar de mogelijke gevolgen voor het vliegend personeel van de lucht die via de motoren van de vliegtuigen de cabine in komt. Een recente publicatie van deze werkgroep in het vaktijdschrift Neurotoxicology waarin het aerotoxisch syndroom wordt ontkend leidde tot heftige kritiek van gerenommeerde neurologen (bijlage).

Genetically engineered crops, glyphosate and the deterioration of health in the United States of America

A huge increase in the incidence and prevalence of chronic diseases has been reported in the United States (US) over the last 20 years. Similar increases have been seen globally. In the present study, US government databases were searched for GE crop data, glyphosate application data and disease epidemiological data. Correlation analyses were then performed on a total of 22 diseases in these time-series data sets. The Pearson correlation coefficients are highly significant (< 10-5) between glyphosate applications and hypertension (R = 0.923), stroke (R = 0.925), diabetes prevalence (R = 0.971), diabetes incidence (R = 0.935), obesity (R = 0.962), lipoprotein metabolism disorder (R = 0.973), Alzheimer’s (R = 0.917), senile dementia (R = 0.994), Parkinson's (R = 0.875), multiple sclerosis (R = 0.828), autism (R = 0.989), inflammatory bowel disease (R = 0.938), intestinal infections (R = 0.974), end stage renal disease (R = 0.975), acute kidney failure (R = 0.978), cancers of the thyroid (R = 0.988), liver (R = 0.960), bladder (R = 0.981), pancreas (R = 0.918), kidney (R = 0.973) and myeloid leukaemia (R = 0.878).