Imidacloprid tast de bodembiodiversiteit aan

Sinds juni 2010 is in Nederland het insecticide imidacloprid toegelaten voor de bestrijding van engerlingen en emelten op sportvelden en golfterreinen. Het is gemakkelijk toe te passen als strooimiddel dat daarna moet worden ingeregend. Het middel werkt systemisch, dat wil zeggen dat het zich door de gehele plant verspreidt. De werkingsduur is erg lang. Imidacloprid blijft ten minste twee jaar lang in de grond aanwezig. Voor de biocoenose van gazons, sportvelden en golfterreinen betekent dit dat vrijwel alle insecten in de bodem, die chronisch worden blootgesteld aan dit middel, zullen worden vergiftigd. Recent is ook bekend geworden dat imidacloprid een negatieve invloed heeft op het bacterieleven in de bodem (bijlage). Bovendien is imidacloprid giftig voor regenwormen. Uit recent onderzoek is gebleken dat neonicotinoiden veruit de giftigste insecticiden voor regenwormen zijn (bijlage). Afbraak van organische stof zal hierdoor in gevaar komen. Afgemaaid gras van de behandelde oppervlakken moet eigenlijk worden beschouwd als chemisch afval.

Van direct belang is de sterfte onder de natuurlijke vijanden van engerlingen en emelten. Het bodem ecosysteem wordt hiermee zodanig aangetast dat antagonisten van diverse schimmelziekten van gras mogelijk ook onderdrukt worden zodat het probleem van schimmels alleen maar zal toenemen. Voor het gebruik van insecten parasitaire nematoden (aaltjes) betekent dit dat de relatie tussen de aaltjes en de symbiontische bacterie verstoord zal raken. Natuurlijk voorkomende aaltjes zullen hierdoor niet kunnen presteren zodat de problemen rondom engerlingen en emelten zullen toenemen.

Bodembiodiversiteit wordt gevormd door zichtbare en voor het blote oog onzichtbare bodemorganismen die zowel op als in de grond leven. De meeste bodemorganismen leven op of in de bovenste laag van de grond, omdat hier het meeste voedsel kan worden gevonden. De zichtbare en voor het blote oog onzichtbare bodemorganismen werken gezamenlijk aan het recyclen van het organische materiaal. Levende organismen produceren heel wat afval: bladafval en andere plantenresten, uitwerpselen, kadavers etc. De bodemdieren op en in de grond zorgen ervoor dat dit organische materiaal wordt verkruimeld, gefragmenteerd. Met name miljoenpoten, pissebedden en bepaalde regenwormen spelen hierbij een belangrijke rol. Dit verkruimelde organische materiaal wordt vervolgens weer gegeten door springstaarten, schimmels en bacteriën en verder afgebroken tot bouwstenen die weer beschikbaar zijn voor de plantengroei. Dit proces heet mineralisatie. Fragmentatie en mineralisatie samen vormen het recyclingproces. De restanten organische stof die moeilijk verteren, gaan deel uitmaken van de humus in de bodem. Dood organisch materiaal levert op deze manier in belangrijke mate een bijdrage aan de verbetering van de bodemstructuur. Een goed ontwikkeld bodemecosysteem is dus van essentieel belang voor de bodemvruchtbaarheid. Het bodemleven draagt zorg voor:

- het sluiten van de kringloop van mineralen, organische stof en water;
- verbetering van de waterhuishouding in de bodem (vorming humus en gangen);
- verbetering van de bodemstructuur (aggregaatvorming) door het inbrengen van organische stof en de vorming van humus.
Door dit alles wordt de bodem beter leefbaar en is ze beter bewortelbaar voor planten. Daarnaast werkt een goed functionerend bodemecosysteem plaagwerend en zorgt het voor de afbraak van schadelijke stoffen. Het bodemecosysteem kan niet los worden gezien van het ecosysteem boven de grond. Deze zijn met elkaar verweven en oefenen veel invloed op elkaar uit. Sommige planten zijn zelfs geheel afhankelijk van het leven in de bodem of krijgen hierdoor belangrijk betere overlevingskansen. Zo komen orchideeën alleen voor op plekken waar de juiste bodembacteriën aanwezig zijn en hebben bomen als eik, beuk en spar veel voordeel van mychorrhizae schimmels waarmee zij in symbiose leven. Stikstofbindende bacteriën, vrij levend in de bodem of in symbiose in wortelknolletjes van planten aanwezig (rhizobium), zijn zeer belangrijk voor de stikstofvoorziening van planten.

Zoals geldt voor alle leven op aarde is de stuwende kracht van het bodemecosysteem de zon. Deze levert de energie voor alle leven, waarbij planten en algen dit vastleggen in organisch materiaal. Om dit te kunnen doen zijn voedingsstoffen nodig: kooldioxide uit de lucht, macronutriënten als fosfaat, kalium en magnesium uit de bodem en micronutriënten als koper, chroom, seleen en ijzer, die ook door de bodem worden geleverd. Daarnaast is ook het macronutriënt stikstof essentieel. Bij afbraak van planten en dierenresten (biomassa) komen de ingebouwde mineralen en stikstof weer vrij en daarmee weer beschikbaar voor planten. Een deel ervan wordt tijdelijk opgeslagen in humus, de bodemmatrix, en komt pas op lange(re) termijn weer beschikbaar.

Bronnen:
Insect Consultancy
http://www.insectconsultancy.nl/
Soilpedia.nl
http://www.soilpedia.nl/Wikipaginas/Bodemecologie%20aan%20het%20werk.as…