Neonicotinoïden veroorzaken infectieziektes bij honingbijen en insectivore soorten

Jarenlang hebben toxicologen gegevens verzameld over de onderdrukking van het immuunsysteem van gewervelde dieren door blootstelling aan lage concentraties van bestrijdingsmiddelen. De milieuverontreiniging met neonicotinoïden veroorzaakt niet alleen een schaarste aan insecten maar kan ook een immuunsuppressieve werking hebben op bijen en insectivore soorten die op insecten zijn aangewezen. We zien dan ook in de laatste twee decennia een explosieve toename van infectieziektes bij honingbijen, hommels, vissen, vogels, vleermuizen, amfibieën en reptielen (zie bijgevoegde artikelen). Amfibieën (kikkers, padden, salamanders en wormsalamanders) hebben het als diergroep allesbehalve gemakkelijk. De beruchte aandoening chytridiomycose, die wordt veroorzaakt door de gistachtige schimmels Batrachochytrium dendrobatidis en Batrachochytrium salamandrivorans, heeft zich opgeworpen als de meest destructieve infectieziekte die ooit onder gewervelde dieren heeft huisgehouden. Bd infecteert kikkers, padden en salamanders (de schimmel is al bij honderden soorten aangetroffen) en komt inmiddels voor op alle continenten buiten het amfibieloze Antarctica. De ziekteverwekker heeft sinds de jaren negentig van de vorige eeuw met name in Midden- en Zuid-Amerika een enorme slachting aangericht. Vooral veel kleurrijke soorten die behoren tot het geslacht van de klompvoetkikkers (bijvoorbeeld de oogstrelend mooie harlekijnkikker) zijn zwaar getroffen door de aandoening. Salamanderkiller Batrachochytrium salamandrivorans, een chytrideschimmel die parasiteert op salamanders, heeft in Nederland grote schade aangericht. De ziekteverwekker is de veroorzaker van de massale sterfte onder vuursalamanders in Zuid-Limburg en heeft zich inmiddels zuidwaarts richting België uitgebreid. Aanvullend onderzoek door wetenschappers van de Universiteit van Gent, de Vrije Universiteit Brussel en Stichting Ravon heeft bovendien uitgewezen dat alle in Nederland voorkomende salamandersoorten gevoelig zijn voor de schimmel en dus een groot risico lopen. Inmiddels is ook bekend dat een kleine watersalamander die in 2014 door leden van de Herpetologische Studiegroep Limburg (HSL) dood werd aangetroffen in het dal van de Vlootbeek besmet was met Bs. De uit Azië stammende schimmel, die is meegelift op in terrariumkringen populaire (en immune) soorten zoals de Chinese vuurbuiksalamander, heeft de potentie om salamanders hier te lande te decimeren: “Binnen 25 tot 50 jaar verwachten we in Europa massale instortingen van populaties”, stelt expert Annemarieke Spitzen (Ravon) in een artikel op de website van National Geographic Nederland. Chytridiomycose veroorzaakt zware huidbeschadigingen (de schimmel gebruikt keratine als groeilaag en tast zo de bovenste huidlaag van volwassen dieren en de bek van kikkervisjes aan) en misvormingen bij amfibieën, waardoor de ademhaling en opname van vloeistoffen door de huid wordt verstoord. Besmette dieren sterven meestal binnen een paar weken.

Ook ranavirussen zijn een serieus gevaar voor onze amfibieën. Een lid van deze verschillende soorten omvattende groep dook in 2014 op in de Driestruik, een natuurgebiedje bij Roermond. Na de vondst van meerdere dode en besmette larven van de knoflookpad, werd het gebied zelfs een tijdje afgesloten voor bezoekers om een verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Ook in de regio Echt-Susteren zijn de laatste jaren dode en verminkte kikkers en kikkervisjes opgedoken die besmet bleken te zijn met een ranavirus. De ziekteverwekkers komen voor op bijna alle continenten en treffen (deels afhankelijk van de soort) amfibieën, vissen en reptielen. Het zijn virussen die gedijen bij hogere temperaturen. Ranavirussen kunnen in het ergste geval binnen relatief korte tijd tachtig procent van een populatie wegvagen. Zeker zeldzame soorten met een beperkt verspreidingsgebied zoals de knoflookpad of geelbuikvuurpad lopen dus een groot risico. Besmette amfibieën lijden meestal aan in- en uitwendige bloedingen en zijn vaak bedekt met bulten of huidzweren. Ook verliezen de dieren dikwijls spiermassa in de poten.

Minder bekend is de ‘blaasjesziekte’, een infectie met een eencellige schimmel uit het geslacht Amphibiocystidium. De aandoening kenmerkt zich door de vorming van witte of doorzichtige blaasjes op de huid van een kikker of salamander en resulteert uiteindelijk vaak in aantasting van de lever, de nieren en het spierweefsel. De blaasjes concentreren zich doorgaans rond de buikstreek, maar kunnen ook op andere delen van het lichaam voorkomen. Bovendien zijn de huidbobbels variabel van vorm en verschilt de precieze verschijningsvorm niet zelden per kikker- of salamandersoort. De zweren gaan regelmatig gepaard met secundaire infecties, wat erop duidt dat Amphibiocystidium-schimmels het afweersysteem verzwakken en zo tevens de deur openen voor andere sluipmoordenaars zoals chytridiomycose. De laatste jaren zijn vooral in poelen op de Melickerheide (Midden-Limburg) vrij veel met blaasjes bezaaide amfibieën gevonden, maar sterftegolven zijn vooralsnog uitgebleven.
Gebruikte bron: Dierenblog.nl, 17-3-16
http://dieren.blog.nl/natuur-in-nederland/2016/03/07/opmars-van-de-amfi…