Interview met Jan Douwe van der Ploeg, WUR hoogleraar rurale sociologie

Moderne landbouwbedrijven worden gebruikt als etalage voor de export van kennis en agrarische technologie. Tegelijkertijd neemt het maatschappelijk draagvlak voor dat soort megabedrijven af omdat ze afbreuk doen aan het landschap en schade berokkenen aan het milieu en de biodiversiteit. Dat betoogt Jan Douwe van der Ploeg (66), scheidend hoogleraar rurale sociologie aan Wageningen Universiteit. In zijn afscheidsrede uitte Van der Ploeg, vaak gezien als een dissident binnen zijn eigen universiteit, scherpe kritiek op het Nederlandse landbouwbeleid en de rol die Wageningen daarin speelt. 'Er is in de Nederlandse landbouw een enorm machtsblok van verstrengelde belangen die vooral op hun eigen gelijk tamboereren.'

Q: Wageningen geldt als een bolwerk van de bio-industrie. In uw afscheidsrede pleit u juist voor een terugkeer naar de boerenlandbouw. Is de landbouw nu dan niet van de boeren?

A: 'Na de oorlog is vanuit de staat een offensief gestart om de landbouw ingrijpend te veranderen. De kleinschalige landbouw van voor de oorlog werd gezien als traditioneel en stagnerend. Boeren moesten investeren, intensiveren, groter worden. Het landschap werd rechtgetrokken met ruilverkaveling. Het is een operatie die met bijna militaire precisie werd uitgevoerd: grote boeren moesten groter worden, kleine moesten weg. Er zijn miljarden in geïnvesteerd. Dan ontstaat wat ik de moderne ondernemerslandbouw noem.'

Q: Een model dat zeer succesvol is gebleken. De agrarische productie is vertienvoudigd, we hebben goedkoop eten in overvloed. Wat is dan het probleem?

A: 'Het kenmerk van de ondernemerslandbouw is dat die het boerenbedrijf ziet als een financiële operatie die maar één doel heeft: zo veel mogelijk goed en goedkoop voedsel produceren om zo veel mogelijk geld te verdienen. Aan de buitenkant ziet het er allemaal stoer en macho uit: een grote trekker, drones die over de akker vliegen. Maar het is een reus op lemen voeten. De marges zijn klein. Zo gauw de prijzen dalen, hebben deze grote boerenbedrijven een probleem en moeten ze door de banken of de overheid gered worden. De ondernemerslandbouw doet alsof hij competitief is. Maar hij is verslaafd aan subsidies. 80 procent van de EU-landbouwsubsidies gaat naar de 20 procent rijkste boeren. Ze krijgen rentesubsidies en kwantumtoeslagen. Dat is de ruif waaruit ze zich al jarenlang bedienen. Maar daardoor zijn ze er ook extreem afhankelijk van geworden. Dat maakt hen kwetsbaar.'

Q: De boerderij als een fabriek die goedkoop voedsel produceert: wat is daar mis mee?

A: 'Je kunt de landbouw niet reduceren tot één dimensie. De landbouw is ook nodig om het landschap te beheren, werkgelegenheid te bieden, de bodemvruchtbaarheid en de biodiversiteit in stand te houden. Dat is in de ondernemerslandbouw van secundair belang.'

Q: Uw eigen universiteit heeft daar een grote rol in gespeeld.

A: 'Er is in Nederland een gigantisch apparaat opgetuigd dat systematisch het ondernemersmodel heeft gepromoot. De wetenschap is daarbij betrokken, samen met de overheid, de banken, de boerenorganisaties, de voedselindustrie. Wetenschappelijk onderzoek wordt alleen nog maar gefinancierd als het wordt ondersteund door een bedrijf. Niet voor niets staat er een vestiging van Friesland Campina hier op de campus. De ondernemerslandbouw is een dure landbouw. Bedrijven moeten ongelofelijk veel aankopen: voer, kunstmest, pesticiden. Ze moeten steeds de nieuwste technologieën hebben. Dat is een gigantische afzetmarkt voor de industrie.'

Q: Moderne landbouwbedrijven worden volgens u ook steeds vaker gebruikt als etalage voor de export van kennis. Hoe werkt dat?

A: 'Nederland beroept zich erop dat we de tweede grootste agrarische exporteur ter wereld zijn. Maar het aandeel Nederlandse agrarische producten in die export neemt al drie decennia af. Wat groeit is de export van landbouwkennis en technologie. In het buitenland is er een enorme vraag naar megabedrijven. Dan heb je stallen- en kassenbouwers nodig, logistieke specialisten, automatiseerders. Dat is waar de Nederlandse landbouwindustrie zich in toenemende mate op richt.
Het heikele punt is: als potentiële afnemers willen zien hoe die megaboerderijen in de praktijk werken, dan is het natuurlijk geen sterk verhaal als je zegt dat we die hier niet hebben omdat we ze niet wenselijk vinden. Vanwege exportbelangen wordt deze vorm van landbouw gestimuleerd en wordt ons landschap opgeofferd aan bedrijven die we eigenlijk niet willen. Ik vind dat schandalig.'

Q: U pleit voor een terugkeer naar het kleinschalige boerenbedrijf. Dan hoor ik veel van uw collega's al schamperen: een hang naar vroeger toen alles beter was. Valse romantiek.

A: 'De boerenlandbouw is geen terugkeer naar het verleden. Het is een vorm van landbouw die autonoom is, gebaseerd op eigen hulpbronnen. Er zijn studies waaruit blijkt dat grote landbouwbedrijven niet altijd meer verdienen dan kleine. Kleinere melkfabrieken hebben een lagere kostprijs dan grote en goede zelfkazers verdienen zelfs nog meer aan hun kaas dan de kleine fabriek. Dat gaat in tegen de logica dat groter altijd goedkoper is. Maar dat ter discussie stellen is taboe. Er stapte ooit een universiteitsbestuurder op mij af die zei: 'Jullie mogen niet tegen schaalvergroting zijn. Dat geeft geen pas.' In Frankrijk, Duitsland en Italië zie je prachtige voorbeelden van vernieuwing: kleine boerenbedrijven die rechtstreekse contacten opbouwen met consumenten en restaurants. Hier wordt dat gezien als onzin en dus niet onderzocht. Men weet in Wageningen heel veel van grote bedrijven en hoe je die nog meer moet laten groeien. Maar naar kleine is nooit gekeken.'

Q: Maar toch: zelfkazende boertjes, boerenlandwinkels. Het blijft gerommel in de marge.

A: 'Dat is beslist niet zo. Het gaat om bedrijven die een substantiële bijdrage leveren aan de toegevoegde waarde van de landbouw. Ze genieten ook veel goodwill. Zozeer dat de heersende macht hun logo's en symbolen probeert over te nemen. Streekproducten worden nagebootst, supermarkten worden ingericht als boerenmarkt. Ik denk dat men in de kringen van supermarkten en de voedselindustrie behoorlijk nerveus wordt van deze nieuwe beweging.'

Q: U benadrukt de rol van vrouwen in die vernieuwing.

A: 'Er zit ook een sociaal-cultureel aspect aan. In de ondernemerslandbouw is het boeren een eenzaam beroep geworden. Het sociale contact van boeren onderling is verdwenen. Je staat uren alleen in de melkput, zit in je eentje op de trekker, brengt de hele dag door in een stoffige varkensstal. Jongeren willen dat niet meer. Die willen gevarieerd en interessant werk. Vrouwen zijn de verbinding tussen het economische en het sociale, ze staan vaak afwijzender tegenover het industriële landbouwmodel. Ze zijn bang dat het hun mannen in de stress jaagt, dat hij geen tijd meer heeft voor zijn gezin. Vrouwen vinden het ook gezellig om mensen over de vloer te krijgen en beginnen met zorglandbouw of een winkel. Daar kun je badinerend over doen, maar vaak is wat in de marge gebeurt de kiem voor vernieuwing.'

Bron: Volkskrant Plus, 14-02-17
http://www.volkskrant.nl/economie/-ondernemerslandbouw-is-verslaafd-aan…