Toxicoloog Henk Tennekes: 'Rampscenario van Rachel Carson kan werkelijkheid gaan worden'

De bijensterfte wordt niet veroorzaakt door neonicotinen maar door de varroamijten. Dat schreef Kees van Heemert, rijksbijenteeltconsulent bij het vroegere ministerie van Landbouw en commissielid van de wereldbijenorganisatie Apimondia, in een opiniestuk in de Volkskrant van 11 juli 2011, met als titel 'We hoeven niet bang te zijn dat de honingbij uitsterft'. Van Heemert’s opiniestuk is naar het oordeel van de toxicoloog Henk Tennekes zeer eenzijdig en op sommige punten ook pertinent onjuist. Meer nog, het is naar zijn oordeel een onverantwoordelijke bagatellisering van een rampscenario dat zich voor onze ogen voltrekt, veroorzaakt door een nieuwe generatie insecticiden, de zogenaamde neonicotinoiden, met als belangrijkste vertegenwoordiger het imidacloprid.

Het sterk toegenomen gebruik van de neonicotinoiden brengt niet alleen bijen in gevaar maar veroorzaakt - ook bij gebruik volgens voorschrift - tevens extreme verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater. Dit creëert een giftig landschap dat ongewervelde dieren bedreigt waardoor uiteindelijk alleen het winstgevende gewas nog kan overleven. Bij een voortzetting van het huidige toelatingsbeleid veranderen Nederlandse akkers in een kerkhof van de biodiversiteit. Rachel Carson heeft het een halve eeuw geleden voorspeld. En ik vrees dat neonicotinoiden er voor zullen zorgen dat ze gelijk krijgt, zo Tennekes.

Bronnen: De Volkskrant, 11 juli 2011
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/2616654/2011/…
Duurzaamnieuws, 18 juli 2011
http://www.duurzaamnieuws.nl/bericht.rxml?id=66542&title=Beleid%20oorza…
Interview met Rachel Carson:
http://www.youtube.com/watch?NR=1&v=U8sOQmILP4w

Henk Tennekes

ma, 11/07/2011 - 13:58

De bijensterfte wordt niet veroorzaakt door neonicotinen maar door de varroamijten. Dat schreef Kees van Heemert, rijksbijenteeltconsulent bij het vroegere ministerie van Landbouw en commissielid van de wereldbijenorganisatie Apimondia, in een opiniestuk in de Volkskrant van 11 juli 2011, met als titel 'We hoeven niet bang te zijn dat de honingbij uitsterft'
Van Heemert gaf wel toe dat de grote giftigheid van neonicotinen voor bijen onder laboratoriumomstandigheden een feit is, maar beweerde dat tot op heden uit geen enkel veldonderzoek gebleken is dat bijenvolken - bij gebruik volgens de toelatingsvoorschriften - aan neonicotinen doodgaan. De verschillende 'ongelukken' in Duitsland, Italië, Frankrijk en Slovenië, waar pneumatische zaaimachines insecticide van verkeerd behandeld zaaigoed de lucht in bliezen, waardoor bijen werden vergiftigd, konden worden voorkomen door verbetering van de zaaigoedbehandeling èn door aanpassing van de zaaimachines. 'Bij verkeerd gebruik' kunnen de middelen ook het oppervlaktewater verontreinigen en daarom moeten de wettelijke toelatingen inderdaad worden aangepast, zo redeneerde van Heemert.

Van Heemert’s opiniestuk is naar mijn oordeel zeer eenzijdig en op sommige punten ook pertinent onjuist. Meer nog, het is naar mijn oordeel een onverantwoordelijke bagatellisering van een rampscenario dat zich voor onze ogen voltrekt, veroorzaakt door een nieuwe generatie insecticiden, de zogenaamde neonicotinoiden, met als belangrijkste vertegenwoordiger het imidacloprid.
Op 25 mei 2011 gaf ik een voordracht in het Bijenhuis in Wageningen over de mogelijke relatie tussen het gebruik van neonicotinoïde insecticiden en de verhoogde bijensterfte. Ik deed dit op uitnodiging van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Ik kwam op basis van eigen werk en literatuuronderzoek tot de conclusie dat er overduidelijke aanwijzingen zijn dat chronische blootstelling van bijenvolken aan neonicotinoïden (door besmetting van stuifmeel en nectar) betrokken is bij de verhoogde bijensterfte (die een bedreiging vormt voor de globale voedselproductie). Imidacloprid verzwakt en vermindert de prestaties van een bijenvolk en maakt het gevoeliger voor parasieten. Er zijn aanwijzingen dat neonicotinoiden de ontwikkeling van werksterbijen kunnen vertragen (en daarmee de vruchtbaarheid van de Varroa mijt verhogen) en de levensverwachting van bijen kunnen verkorten. Subletale doseringen van imidacloprid kunnen een negatieve werking hebben op het navigatievermogen en foerageren van haalsterbijen. Tevens is overduidelijk aangetoond dat met neonicotinoiden behandeld maiszaad bij het inzaaien bijensterfte veroorzaakt, die in Oostenrijk door het inzetten van deflectoren op maïszaaimachines niet kon worden verhinderd. Op dit laatste punt heeft van Heemert zijn lezers dus misleid. Er is geenszins sprake van 'ongelukken' of 'verkeerd'gebruik'. Bijensterfte is inherent aan het inzaaien van met neonicotinoiden behandeld maiszaad. Bovendien is het zogenaamde 'guttatiewater' (zweetwater) van jonge maisplanten acuut dodelijk voor honingbijen.
De heer van Heemert legt de verantwoordelijkheid voor de sinds enkele jaren verhoogde bijensterfte bij de varroa mijt en ontkent een rol van neonicotinoiden. Het is echter zo dat deze parasiet, die al sinds de jaren tachtig in Europa voorkomt, pas sinds de invoering van de neonicotinoiden een groot probleem voor bijen is geworden. Wisselwerkingen van de varroa mijt met het sterk toegenomen gebruik van de neonicotinoiden in het laatste decennium liggen dus voor de hand. De resultaten van laboratoriumonderzoek zijn ook eenduidig en wijzen op een samenspel van neonicotinoiden en parasieten. De argumentatie van de heer van Heemert doet mij sterk denken aan de controverse van de jaren 1950 en 1960 over het verband tussen roken en longkanker. Is er in dit land nog iemand die twijfelt aan een rol van roken bij het ontstaan van longkanker? De door belanghebbenden gestimuleerde maar volkomen overbodige discussie van toen (over nicotine en longkanker) lijkt een nieuw jasje te hebben gekregen (er wordt nog steeds een overbodige discussie gevoerd over de rol van neonicotinen bij bijensterfte). En dat heeft tot gevolg dat dringend noodzakelijke beleidsmaatregelen om bijenvolken, die cruciaal zijn voor het ecosysteem, te beschermen uitblijven.
Bijensterfte is alleen maar de top van een ijsberg. Vrijwel iedere toepassing van imidacloprid in Nederland veroorzaakt grond- en oppervlaktewaterverontreiniging waardoor het gif zich in het milieu kan verspreiden. Bodeminsecten en wilde planten (en daarmee ook andere niet-doelwit insecten) worden daardoor ongewild vergiftigd met imidacloprid. Onderzoek van de universiteit Utrecht heeft aangetoond dat vliegen en muggen schaarser worden naarmate de concentraties van imidacloprid in het oppervlaktewater toenemen. In Nederland was het aantal vlinders nog nooit zo laag als nu. Dagvlinders nemen in aantal af, en het aantal soorten dagvlinders dat als bedreigd en kwetsbaar op de Rode Lijst staat, is de afgelopen tien jaar toegenomen. De achteruitgang van insecten heeft ook rampzalige gevolgen voor vogels, omdat een onmisbare eiwitbron voor het groot brengen van hun kuikens steeds schaarser wordt. We stevenen door een veel te liberaal toelatingsbeleid van neonicotinoiden af op een giftig landschap waarin uiteindelijk alleen het winstgevende gewas nog kan overleven. Nederlandse akkers veranderen daardoor voor onze ogen in een kerkhof van de biodiversiteit. Rachel Carson heeft het een halve eeuw geleden al voorspeld. En ik vrees dat ze gelijk gaat krijgen.