Development of a Dose-Response Model For Risk Assessment of Receptor-Mediated Effects

Two dose response models have traditionally been used in risk assessment. Most regulatory agencies assume that there is no safe level of exposure to carcinogens but that a threshold, or “safe” exposure level exists for non-carcinogens. However, recent discoveries have cast serious doubt on the validity of this concept. Dose – response relationships of several neurotoxic non-carcinogens were recently shown to be identical to that of an alkylating carcinogen, and were theoretically explained by irreversible receptor binding with an associated irreversible effect.

Why Is the USDA Silencing Its Own Scientists' Warnings About the Dangerous Effects of Pesticides?

Evidence has been mounting that the U.S. Department of Agriculture has been silencing its own bee scientists who have raised the alarm about the deadly impact that pesticides, particularly neonicotinoids, have on bees. Last month, for example, the Washington Post reported the story of Jonathan Lindgren, a USDA bee scientist, who filed a whistleblower suit alleging that he was disciplined to suppress his research. In 2014, Dr.

The Population Of The Reddish Egret Is Evidently Dropping

The Bahamas, the Caribbean, Florida and Mexico are just some of the places that witness the spectacular coastal bird, the Reddish egret. Unfortunately, this fascinating bird is slowly declining in number and is lately becoming a rare sight.The population of reddish egret has come down drastically, with just 400 nesting pairs in Florida. In fact, the reddish egret (Egretta rufescens) is one of the rarest heron seen in America. In order to protect this bird, the reddish egret is sheltered by the U.S. Migratory Bird Treaty Act.

Exposures to endocrine disrupting chemicals contribute to the development of endometriosis and uterine fibroids

A new EU study reports on a growing body of evidence suggesting that exposures to endocrine-disrupting chemicals (EDCs), particularly diphenyldichloroethene and phthalates, contribute to the development of the most common reproductive disorders in women, endometriosis and uterine fibroids. The study, “Female Reproductive Disorders, Diseases, and Costs of Exposure to Endocrine Disrupting Chemicals in the European Union“ (DOI: http://dx.doi.org/10.1210/jc.2015-2873), is co-authored by Patricia A. Hunt of the Washington State University’s School of Molecular Biosciences, and Leonardo Trasande, an associate professor at the New York University School of Medicine Department of Pediatrics. It was published in the Endocrine Society’s Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism. “The data shows that protecting women from exposure to endocrine-disrupting chemicals could substantially reduce rates of disease and lower health care and other social costs of these conditions,” says Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism study corresponding author and NYU Langone Medical Center associate professor of Pediatrics, Environmental Medicine & Population Health, Leonardo Trasande, MD, MPP.

Bestrijdingsmiddelen hebben een ware slachting aangericht bij diersoorten die van akkers afhankelijk zijn

Nederland bestaat voor een groot deel uit een agrarisch cultuurlandschap, waarvan ca. 800.000 ha in gebruik is als akkerland. Slechts op een kleine 1% is de akkerbouw biologisch. De afgelopen decennia is de akkerbouw in Nederland sterk van karakter veranderd. In de eerste helft van de 20e eeuw werden op de meeste akkers granen verbouwd of er was sprake van lokale teelten zoals vlas of boekweit. Nadien is het zwaartepunt verschoven naar de teelt van snijmaïs en hakvruchten (bieten en aardappelen). Naast de verschuiving in de geteelde gewassen is de akkerbouw ook verregaand gemechaniseerd en geïntensiveerd. De mechanisatie heeft ertoe geleidt dat grote akkers met minder mankracht kunnen worden bewerkt, wat geleid heeft tot o.a. schaalvergroting. Bovendien is tegenwoordig het aantal agrarische werkzaamheden gedurende het groeiseizoen beperkt, met name door het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen. Soorten die voor een belangrijk deel van hun levenscyclus gebruik maken van akkers zijn bijvoorbeeld Geelgors (Emberiza citrinella), Grauwe gors (Emberiza calandra), Ortolaan (Emberiza hortulana), Veldleeuwerik (Alauda arvensis), Gele kwikstaart (Motacilla flava), Kwartel (Coturnix coturnix), Patrijs (Perdix perdix), Korhoen (Tetrao tetrix), Fazant (Phasianus colchicus), Grauwe kiekendief (Circus pygargus), Kievit (Vanellus vanellus), Hamster (Cricetus cricetus), Haas (Lepus europaeus), Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia), Koninginnepage (Papilio machaon) en Knoflookpad (Pelobates fuscus). Voor andere soorten, zoals Woelrat (Arvicola terrestris/shermani), Dwergmuis (Micromys minutus) of Kwartelkoning (Crex crex), kunnen akkers eveneens belangrijke biotopen zijn, als andere meer natuurlijke biotopen ontbreken. Vrijwel alle soorten die afhankelijk zijn van akkers zijn de afgelopen decennia door het gebruik van bestrijdingsmiddelen sterk in aantal en verspreiding achteruitgegaan of de soorten staan op het punt uit Nederland te verdwijnen. Met name door de toenemende toepassing van neonicotinoïde insecticiden is een enorme schaarste aan insecten ontstaan die een onmisbare eiwitbron vormen voor de meeste akkerland soorten.

Ctgb laat middelen toe die zeer giftig zijn voor kikkers

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft in 2014 Merpan Spuitkorrel, Malvin WG en Captosan 500 SC op basis van de werkzame stof captan en Puma Extra EW op basis van de werkzame stof fenoxaprop-P-ethyl opnieuw geregistreerd. Sinds 2013 is bekend dat deze middelen extreem giftig zijn voor kikkers. De kikkers nemen de middelen op door de huid. Reeds een 10 keer lagere dosis dan de dosis die wordt aanbevolen voor toepassing blijkt al dodelijk te zijn als het op hun huid terecht komt. De vraag is of dit dan niet ook geldt voor alle amfibieën zoals salamanders en padden.

Hoeveel natuur moet op het Nederlandse platteland nog worden ingeleverd voor een verbod op de neonicotinoÏden?

Met de natuur in Nederland gaat het vooral op het platteland dramatisch slecht. Dat staat in het Living Planet Report – Natuur in Nederland van het Wereld Natuur Fonds (WNF). Op het platteland zijn dierpopulaties sinds 1990 met 40 procent gedaald. Dat is vooral toe te schrijven aan de grootschalige en intensieve landbouw. Zware bemesting en pesticidengebruik, het voortdurend maaien van de monotone weilanden, stikstof uit de veehouderij en het droogmalen van polders zijn funest voor vogels en vlinders. Weilanden met diverse plantsoorten en natuurlijke plekken voor dieren om nesten te bouwen en te schuilen zijn schaars. De vogelstand in het agrarisch landschap is sinds 1960 al met ruwweg tweederde afgenomen. Weidevogels als de grutto, de tureluur en de scholekster hebben het erg zwaar. Boerenlandvogels, zoals de veldleeuwerik en patrijs, vinden te weinig voedsel door rijkelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen. Vlinders komen op het platteland alleen nog voor in kleine versnipperde randen van weilanden, erven, bermen en op dijken. In open natuurgebieden, zoals heide en duinen, zijn populaties diersoorten sinds 1990 met gemiddeld 50 procent gedaald. Ook hier is de intensieve landbouw een belangrijke oorzaak. Door vermesting en verzuring groeien heidevelden en duinen dicht met grassen en struiken. Vogels en vlinders die afhankelijk zijn van het open landschap verdwijnen. Zo is de heivlinder sinds 1990 sterk achteruitgegaan. Vogelsoorten als de tapuit en wulp nemen af. Ook reptielen verdwijnen in heidevelden en duinen. Hoewel de aandacht voor stadsnatuur toeneemt, profiteren broedvogels en dagvlinders daar nog niet van. Die populaties zijn de afgelopen twintig jaar met gemiddeld 30 procent afgenomen. De huismus en de spreeuw doen het slecht. Amfibieën deden het jarenlang erg goed, maar nemen sinds 2008 af. Dit komt voornamelijk door de vuursalamander die vrijwel uit Nederland is verdwenen.

Firefly populations are dwindling all over the world

Lightning bugs flash light to attract the opposite sex using a chemical called luciferase. There are over 136 species of lightning bugs, each with a distinctive rate of flashes per second. Male lightning bugs flash patterns of light to females who then signal in response from perches in or near the ground. When the male sees the female’s flash he continues to signal and moves closer until they finally find each other and mate. Lightning bugs are actually a type of beetle that is very beneficial in our ecosystem. The larvae stage of this beetle is a specialized predator that feeds on other insect larvae, earthworms, snails, and slugs. The tiny larval stage is dark gray with three pairs of legs and tiny spots on their underside that sometimes softly glow. Some adult lightning bug species are also predators, and other species don’t eat at all in the adult stage.Large swarms of lightning bugs are a less frequent occurrence in many areas. I can remember a midnight float down the Illinois River a few years ago when the river bank was alive with millions of flashing fireflies. This summer I saw lightning bugs, but not in large numbers. They are most prevalent away from city lights and in more open areas of vegetation. According to www.firefly.org firefly populations are dwindling all over the country, and the world.

De adder gaat de ondergang tegemoet

Als enige Nederlandse gifslang spreekt de adder (Vipera berus) tot de verbeelding en de bewoners van regio’s waar de soort voorkomt, kennen hem vaak goed. De verspreiding in Nederland is, mede daardoor, al lange tijd betrekkelijk goed bekend. Op de Rode Lijst van 1996 stond de adder in de categorie kwetsbaar en daar is bij de herziening in 2007 geen verandering in gekomen. De soort belandde, door een berekende achteruitgang van 65%, wel dieper in de zorgwekkende regionen van deze categorie. Terugkijkend in de tijd valt de sterke afname van de soort op. Maar liefst uit vier provincies verdween de adder: Groningen, Utrecht, Noord-Holland en Noord-Brabant. Daarnaast vond er ook binnen de provincies waar de soort nu nog voorkomt, een sterke afname plaats in het aantal bezette uurhokken. Een belangrijk deel van deze afname heeft zich in Noord-Holland, Utrecht en de Gelderse Vallei afgespeeld. Ook in Oost-Nederland is de afname met zo’n 40% groot.

Schrikbarende achteruitgang van de Europese flora en fauna

Het Europees milieuagentschap (EEA) is een instelling in Kopenhagen (Denemarken) dat de taak heeft om op een zo neutraal mogelijke manier te onderzoeken hoe het met het milieu in Europa is gesteld. Het rapport dat het EU-agentschap nu naar buiten brengt is gebaseerd op de grootste data-analyse over de Europese biodiversiteit dat ooit werd uitgevoerd. De data zijn afkomstig uit de periode 2007-2012 en bevatten meer dan 17.000 datareeksen over verschillende planten, dieren en habitats die door universiteiten, overheidsinstellingen, en burgerverenigingen uit de 27 EU-lidstaten werden opgesteld. En net zoals in de rest van de wereld zijn de resultaten (zacht uitgedrukt) niet goed. Van de 12.000 soorten fauna en flora die onderzocht werden (vogels uitgezonderd) bleek maar 23% in een goede toestand te verkeren. Van de 231 onderzochte habitats slechts 16%. En van 450 vogels (dieren die een belangrijke plaats in de voedselketen hebben en tegelijkertijd mediagenieker zijn dan de meeste insecten en planten) bleek iets meer dan de helft (52%) als veilig gemarkeerd te staan.